Wanneer je de eerste keer op de snelweg gaat rijden, dan moet je ook invoegen. Voor veel kandidaten is de angst om dit verkeerd te doen heel groot. Vooral als het druk is krijgen veel mensen het zweet in hun handen. Toch is invoegen niet moeilijk als je je aan een paar regels houdt.
"Kan je niet invoegen, stop dan nooit op de invoegstrook, maar rij door over de vluchtstrook. Besef daarbij wel dat je waarschijnlijk een inschattingsfout hebt gemaakt bij het zoeken naar vrije ruimte."
Richting aangeven
Kijk in de binnenspiegel, linkerbuitenspiegel en links opzij – niet achterom! Wees bedacht op haastige bestuurders die achter je al met invoegen zijn begonnen (dode hoek). Is de weg vrij, geef dan richting aan en ga in een vloeiende beweging de weg op.
Handig om te weten: zodra je de voorbumper van de auto naast je in de binnenspiegel ziet, dan heb je genoeg ruimte om in te voegen. Kijk alleen in je dode hoek als je daadwerkelijk wilt gaan invoegen. Te vaak in je dode hoek kijken is gevaarlijk, omdat je dan niet ziet wat er voor je gebeurt.
Bij het invoegen en uitvoegen moet een bestuurder al het andere verkeer voorrang verlenen. De invoegende bestuurder betaalt meestal de schade die ontstaat door een aanrijding bij het invoegen. U krijgt een letselschadevergoeding als een ander aansprakelijk is voor een aanrijding bij het in- of uitvoegen.
Een invoegstrook is er om je snelheid aan te passen aan het overige verkeer wat er op dat moment op de autosnelweg rijdt meestal is dat tussen de 120 en 130 km p/u. Indien er een vrachtauto voor je op de snelweg rijdt dan wordt de snelheid dus 80 a 90 km p/u om in te voegen.
Motorvoertuigen mogen alleen op autowegen als zij minimaal 50 kilometer per uur kunnen en mogen rijden. Voor autosnelwegen is dit 60 kilometer per uur. Deze snelheid heet ook wel de minimumconstructiesnelheid.
Ritsen is verplicht wanneer er bij sterk vertraagd verkeer sprake is van een wegversmalling. Dat kan zijn door bijvoorbeeld wegwerkzaamheden, een ongeval of een rijstrook die ophoudt te bestaan. Invoegen in het verkeer kan dan soms stresserend zijn. Als er weinig verkeer is, gaat invoegen doorgaans vlot.
Invoegende en uitvoegende weggebruikers moeten voertuigen die op dezelfde rijbaan blijven rijden voor laten gaan. Blijft iemand dus op het weefvlak rijden en wisselt hij niet van rijstrook, dan heeft hij voorrang op iemand die wel van rijstrook wisselt en dus een bijzondere verrichting doet.
'Als je geen ruimte hebt gevonden om in te voegen, mag je gewoon de vluchtstrook gebruiken. Daarvoor kun je geen boete krijgen.
Je moet ongeveer net zo snel rijden als het verkeer naast je (als dat er is) zodat je moeiteloos kunt invoegen. Belangrijk is dat je het verkeer naast je niet hindert.
Aan het begin van de invoegstrook staat regelmatig een bord met daarop de tekst: 'Gehele invoegstrook gebruiken'. Deze boodschap zorgt voor een activatie van de injunctieve norm, hoe de weggebruikers de invoegstrook namelijk moeten gebruiken.
Als twee auto's van rijbaan wisselen of een auto invoegt en een andere auto gelijkertijd uitvoegt, moeten beide bestuurders voorrang verlenen. De wet bepaalt niet welke auto voorrang heeft. De ANWB adviseert uitvoegende auto's voorrang te verlenen, maar dit is geen rechtsregel.
In een weefvak worden verkeerstechnisch gezien een invoegende en uitvoegende beweging zodanig gecombineerd, dat de invoegstrook en uitvoegstrook in elkaar overlopen. Een weefvak is een gelijkvloerse oplossing om uitwisselingen tussen twee rijbanen (met verkeersstroom in dezelfde richting) af te wikkelen.
Op grond van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (artikel 11) moet links worden ingehaald. In de wet zijn hier een beperkt aantal uitzonderingen op genoemd. Bestuurders die links hebben voorgesorteerd en aangegeven hebben links af te willen slaan, mogen rechts ingehaald worden.
Als een bestuurder van rijstrook wisselt tijdens het ritsen moet een bestuurder voorrang verlenen. Als beide bestuurders van rijbaan wisselen bij het ritsen moeten beide bestuurders voorrang verlenen. Daarnaast kan van belang zijn met welke snelheid en met welke afstand een bestuurder invoegt.
U moet ruimte maken om telkens één voertuig te laten invoegen. Wie op de wegvallende rijstrook rijdt, mag helemaal doorrijden tot op het einde en moet invoegen wanneer de strook effectief stopt.
Een invoegstrook is een rijstrook die bestuurders de kans geeft te accelereren een in te voegen op een stroomweg. De invoegstrook is door middel van blokmarkering gescheiden van de doorgaande rijbaan. De invoegstrook is er dus voor bestuurder die willen invoegen op een stroomweg.
Uitvoegen(uitrijden) is de doorgaande rijbaan verlaten via een uitrijstrook. Uitvoegen doe je aan het begin van de uitrijstrook en hou de snelheid vast totdat je daadwerkelijk op de uitrijstrook rijdt.
Op de afrit geldt dezelfde snelheid als aangegeven op de hoofdrijbaan. Dit is de laagst aangegeven snelheid, in dit geval dus 100km/uur. Staan de matrixborden pas na de afrit op 100km/uur dan geldt dit niet op de afrit en mag u op deze specifieke afrit dus 130km/uur rijden.
Houd er ook rekening mee dat verkeer dat verplicht moet invoegen, zoals bij een wegversmalling, in Duitsland voorrang heeft. De enige uitzondering is invoegen op de snelweg vanaf een oprit. Dan heeft invoegend verkeer, net als in Nederland, geen voorrang.
Er is geen minimumsnelheid op de snelweg, maar het is verstandig uw snelheid zoveel mogelijk aan het andere verkeer aan te passen. Te langzaam rijden op een snelweg waar het niet hoeft, is niet alleen hinderlijk voor anderen maar verhoogt ook juist de kans op ongelukken.
In normale omstandigheden is het bestuurders op de snelweg niet toegestaan om rechts in te halen. Hiervoor kan een boete worden opgelegd. Ook de bestuurder die onnodig links blijft rijden kan worden beboet.
Schakel altijd voor de (scherpe) bocht naar de juiste versnelling (meestal 3e of 4e versnelling). Laat tijdens het remmen je koppelingspedaal voor de bocht weer opkomen zodat je ook op de motor afremt en controle over het voertuig hebt.