Het zelfstandig gebruikte betrekkelijk voornaamwoord welke kan worden gebruikt om te verwijzen naar woorden in het meervoud of naar de-woorden in het enkelvoud. Het kan dan altijd door het betrekkelijk voornaamwoord die worden vervangen.
Welk en welke worden gewoonlijk met een zelfstandig naamwoord gecombineerd: na welk volgt een het-woord; na welke een de-woord of een meervoudig woord. Op wat volgt geen zelfstandig naamwoord.
Het vragend voornaamwoord welk blijft onverbogen vóór het-woorden in het enkelvoud. Als welk voor een enkelvoudig de-woord of voor een zelfstandig naamwoord in het meervoud staat, krijgt het een buigings-e.
Het vragend voornaamwoord welk krijgt de vorm welke als het bij een de-woord of een meervoudig woord staat. Bij een enkelvoudig het-woord is welk de correcte vorm.
Ik, jij, u, hij, zij, het, wij, jullie, zij, me, mij, jou, hem, haar, ons, hen, hun, mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons. deze, die, dit, dat, wie, wat.
Verwijswoorden zijn woorden die (terug) verwijzen naar iets wat al eerder genoemd is, of vooruit wijzen naar een woord dat nog komen gaat.
Het zelfstandig gebruikte betrekkelijk voornaamwoord welke kan worden gebruikt om te verwijzen naar woorden in het meervoud of naar de-woorden in het enkelvoud. Het kan dan altijd door het betrekkelijk voornaamwoord die worden vervangen.
De algemene regel voor het vragend voornaamwoord welk(e) is dat het geen buigings-e krijgt als het betrekking heeft op een het-woord in het enkelvoud (welk autootje, welk boek), en dat in andere gevallen alleen welke juist is: welke auto (de-woord), welke boeken (meervoud).
Zowel welk soort als welke soort is correct. Bij een enkelvoudig het-woord is welk de correcte vorm; bij een de-woord is welke de correcte vorm. In de betekenis 'categorie, groep personen of zaken met gemeenschappelijke kenmerken' kan soort zowel een de-woord als een het-woord zijn.
Welke kan níét verwijzen naar een enkelvoudig het-woord. 'Het terras, welke op het zuiden ligt' en 'het boek welke ik nog moet lezen' zijn echt een fout(je). Goed zijn: 'het terras, dat op het zuiden ligt' en 'het boek dat ik nog moet lezen'.
Wat is een zelfstandig naamwoord? Een zelfstandig naamwoord is een woordsoort dat een mens, dier, ding, (eigen)naam, gebeurtenis, plaats of abstracte zaak zoals gevoelens aanduidt. Voorbeelden van zelfstandig naamwoorden zijn: man,, kat, tafel, Amsterdam, moederdag, hemel of liefde.
Een bijwoord is een woord dat meer informatie geeft over een ander woord in de zin, of over de hele zin. Zo is heel in 'Zij is heel aardig' een bijwoord. In 'Ik kom morgen niet' zitten twee bijwoorden: morgen en niet.
1welk (vragend voornaamwoord) 1wat voor: welk boek wil je? 2welk (betrekkelijk voornaamwoord) (formeel)1(zelfstandig) het plan, volgens welk hetwelk; (bijvoeglijk) de Maas, welke rivier in Frankrijk onbevaarbaar is, stroomt …
In de spreektaal komt je/jij wil (zonder t) vaak voor, net als in privéberichtjes en andere informele teksten. Over het algemeen krijgt je/jij wilt (mét t) in Nederland nog steeds de voorkeur in (zakelijke) teksten die bestemd zijn voor een breed publiek.
Wiens wordt gebruikt om terug te verwijzen naar een mannelijke persoon enkelvoud, wier om terug te verwijzen naar een vrouwelijke persoon enkelvoud en naar een meervoud. De man wiens fiets werd gestolen. De vrouw wier fiets werd gestolen. De kinderen wier fiets werd gestolen.
Wat of dat worden voornamelijk gebruikt in onderstaande situaties: 1) Wanneer het woord volgt op een onbepaald woord, bijvoorbeeld iets, niets en alles: 'Huilen is iets wat/dat ik nooit zou doen. ' 2) Wanneer het woord volgt op een rangtelwoord, bijvoorbeeld eerste en tweede: 'Het eerste wat/dat ik wil vertellen …'
Het betrekkelijk voornaamwoord die verwijst naar de-woorden; dat naar het-woorden, ongeacht het biologisch geslacht. Naar het-woorden die personen aanduiden (meisje, mannetje, vrouwtje, ventje, neefje, nichtje, familielid, Tweede Kamerlid enzovoort), wordt met dat verwezen.
Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging vind je/jij.
Het woord 'waardoor' vraagt naar een oorzaak: iets wordt veroorzaakt door iets anders. 'Waarom' vraagt naar een reden: je doet iets om die reden.
Sleutelwoorden zijn de belangrijkste woorden uit een zin of tekst. Ze hebben altijd te maken met het onderwerp van de tekst.
Signaalwoorden: en, ook, verder, ten eerste/ten tweede, in de eerste plaats/in de tweede plaats, daarnaast, bovendien, vervolgens, ten slotte, als laatste.
Verwijswoorden zijn handig, want ze voorkomen dat je steeds dezelfde woorden moet gebruiken. Verbindingswoorden geven aan hoe onderdelen van een tekst met elkaar samenhangen. Signaalwoorden geven de lezer een signaal of aanwijzing voor de manier waarop de informatie gekoppeld moet worden aan het voorgaande.