De framboos is een winterharde, bladverliezende klimheester die voorkomt met roze of gele vruchten. De struik kan twee keer per jaar vruchten geven: in de zomer op 'oud hout' (de zomerframboos) en in de nazomer/ herfst op de verse jonge uitlopers (de herfstframboos).
De frambozen plant kan goed tegen vorst. Belangrijk is wel dat er geen vorst aantreed wanneer je de struik net geplant hebt. Houdt hier dus rekening mee bij het planten.
Bij een goede verzorging kun je tot wel 10 jaar plezier hebben van je frambozenstruik, mits je haar maar beschermt tegen de gure oost/noordoostelijke wind.
De struiken stellen weinig eisen aan de grond, een plekje in de volle zon is wel gewenst. Plant de struiken van eind oktober tot april (als het niet vriest) en kort ze meteen in tot 30 cm boven de grond.
De beste periodes voor het vermeerderen van frambozen is de herfst en de lente. Afleggers en bewortelde afleggers worden in de herfst van de moederplant afgestoken en geplant. Tijdens de winter kunnen ze dan al aan hun nieuwe standplaats wennen. Het snoeien wordt aanbevolen voor het volgende voorjaar.
Als je die tweejarige stengels niet wegsnoeit, zullen de zijtakken zich elk jaar opnieuw vertakken en ontstaat er een enorme wirwar. Omdat de takken weinig licht krijgen, worden de vruchten ook kleiner. Houd je plant dus in model en snoei jaarlijks na de oogst alle vruchtstengels weg.
Frambozen zijn zelfbestuivend, de bestuiving gebeurt door bijen en insecten. Aangezien frambozen ten vroegste half tot eind mei bloeien is nachtvorstschade zo goed als onbestaande. De meeste rassen die bij ons voorkomen zijn roodgekleurd, dit kan gaan van rozig-rood tot donkerrood.
In principe kan je frambozen inderdaad ook zaaien. Helaas is dit best lastig en duurt het bovendien ook erg lang voor ze vruchten kunnen dragen. Een framboos moet ten minste drie (maar meestal zelfs vier) jaar oud zijn om vruchten te dragen.
Frambozen wortelen oppervlakkig maar zijn ook gevoelig voor wortelrot. Om die reden moet het grondmengsel luchtig maar tegelijkertijd vochtvasthoudend zijn. De planten worden, afhankelijk van zomer- of herfstras 100 tot ruim 150 centimeter hoog.
Het grote verschil merk je in het oogstseizoen en in de snoeitechniek. De zomerframboos rijpt vanaf half juni tot augustus, herfstframbozen kan je plukken vanaf half augustus tot aan de eerste nachtvorst (einde oktober).
Over water geven
Frambozen groeien vrij makkelijk en hebben geen specifieke eis wat het geven van water betreft. Check vooraf wel of de wortelkluit vochtig aanvoelt. Is dat niet het geval dan laat je de planten beter een halfuurtje vooraf water opslorpen in een emmer met water.
Het is eind november en tijd om de frambozen te snoeien. En als je herfstframbozen, zoals we ze vaak noemen, goed snoeit, dan kun je in twee periodes oogsten.
Plant de struikjes bij voorkeur in maart/april. Snijd de stengels na het planten terug tot op een lengte van 30 cm. Plant je meerdere struiken, houd dan een afstand van minstens 50 cm tussen de struiken en 1,5 meter tussen de rijen.
Houd bij zomerframbozen en doordragers maximaal 8-10 gezonde stengels aan per strekkende meter, snoei de rest ook weg. Houd bij herfstframbozen 12 of 13 stengels per strekkende meter aan. Zorg rond de struiken voor een mulchlaag (dat hoeft natuurlijk niet maar het houdt vocht vast en houdt het onkruid tegen).
Snoei in het voorjaar de zwakker groeiende scheuten weg, vlak boven de grond. Aan de scheuten groeien zijscheuten met bloemen en later vruchten. Ook groeien er weer nieuwe scheuten uit de grond, laat deze staan. Hier groeien volgende zomer de vruchten aan.
Kwekers telen frambozen vaak alleen maar voor erbij, en dan liefst buiten het seizoen, in mei en oktober, zodat de prijs hoog is. Terwijl de markt juist overspoeld zou moeten worden door frambozen, dan wordt de prijs vanzelf lager.
Zomerframbozen dragen vruchten op de scheuten van het vorige jaar. Ze worden aan draad aangebonden (6 à 8 scheuten per meter). Als je begint met zomerframbozen hoef je het eerste jaar niet te snoeien, maar wel in het vroege voorjaar daarna. Houd ongeveer 8 stevige scheuten over en bind deze aan.
Zet frambozen op een voedzame grond. Voeg wat humus toe aan een kalkrijke kleigrond en doe in het plantgat. Plant de framboos. Geef voldoende water, maar zorg wel dat de grond niet té nat wordt om wortelrot te voorkomen.
In het tuinperk plant men de frambozenstruiken op een afstand van ca. 50 cm. Dit is voldoende om alle delen van de framboos voldoende licht te geven. De plantdiepte is afhankelijk van hoe de plant daarvoor in de pot stond.
Gelukkig zit vitamine C in veel groente en fruit. Verder bevat de framboos vitamine B11, E en K. De mineralen die frambozen herbergen zijn: mangaan, magnesium, koper en kalium. Frambozen zijn rijk aan vezels die voor een goede darmwerking zorgen.
Stekken in de grond zetten
Zet de pot op een koele plek binnen weg en geef de stekken voldoende tijd om goed te wortelen. Op een mooie, niet te koude en niet te natte dag in het voorjaar plant je de goed doorwortelde stekjes buiten uit. Geef de stekjes nadat je ze in de grond hebt gezet genoeg water.
Bramen en frambozen behoren tot éénzelfde plantengeslacht, Rubus. Er bestaan ontzettend veel (botanische) Rubus soorten en alsof dat nog niet voldoende is kruisen ze onderling nog eens makkelijk waardoor er een allegaartje van braambozen ontstond.