Een auto rijdt 180 kilometer. Hier doet hij 1,5 uur over. Om vervolgens de snelheid te berekenen deel je het aantal kilometers door het aantal uur. Je krijgt dan: 180/1,5 = 120 km/h.
(Van km naar m is keer 1000; en van per uur naar per sec is delen door 3600.) Let goed op wanneer je bij het omrekenen moet vermenigvuldigen of delen. (Van per sec naar per min is keer 60; en van per uur naar per min is delen door 60.)
Om de snelheid in km/h uit te rekenen moet je de afstand in km delen door de tijd in h.
Wat is snelheid? Snelheid is verandering per tijdseenheid. Het gaat hier dan vaak om de snelheid van een beweging: de afgelegde afstand per tijdseenheid. In de kinematica (de bewegingsleer) worden vaak de basisbegrippen plaats en snelheid gebruikt.
Om te weten hoeveel meter je per seconde aflegt moet je de snelheid vermenigvuldigen met 1000. Je hebt dan het aantal meter per uur. 1 uur heeft 3600 seconden. Deel de uitkomst door 3600 en je weet hoeveel meters je per seconde aflegt.
Gemiddelde snelheid per uur betekent het aantal kilometers een auto aflegt in een uur. Het heet 'gemiddelde snelheid' omdat een auto meestal niet een uur lang met dezelfde snelheid rijdt. Als een auto 50 km/uur rijdt, betekent dat dus dat hij in 1 uur 50 km aflegt. In 2 uur is dat 100 kilometer.
Volwassenen lopen doorgaans met een snelheid van 6-7 kilometer per uur, dus de meesten kunnen aannemen dat het ongeveer 10 minuten duurt om 1 kilometer te lopen.
5 min/km is 12 km/u.
Gemiddelde Dit is het rekenkundige gemiddelde en wordt berekend door een groep getallen toe te voegen en vervolgens te delen door het aantal getallen. Het gemiddelde van 2, 3, 3, 5, 7 en 10 is bijvoorbeeld 30 gedeeld door 6, wat 5 is.
Als je de snelheid weet, in dit geval 20 km/u, dan weet je dat de fietser 20 kilometer aflegt in 60 minuten. De helft van de afstand leg je af in de helft van de tijd. 5 km is een kwart van de afstand, dus leg je die afstand ook af in een kwart van de tijd.
In de avond en nacht, tussen 19.00 en 06.00 uur, geldt een maximumsnelheid van 100, 120 of 130 km/h. Hoe hard er gereden mag worden, wordt aangegeven met borden langs de weg. Sinds maart 2020 geldt de nieuwe maximumsnelheid van 100 km/h.
Deze snelheidsmaatregel brengt volgens Van Wee vooral veel voordelen met zich mee. Om te beginnen het doel: minder luchtverontreinigende emissies zoals stikstofoxiden. Ook de uitstof van broeikasgas CO2 gaat omlaag. Dat komt omdat auto's met 100 km/u rond de 25 procent zuiniger rijden dan met 130.
Tijden en snelheid voor de 10 km
Normaal is 10 kilometer per uur, dus 1 uur over 10 kilometer. Snel is 12 kilometer per uur, dus 50 minuten over 10 kilometer. Supersnel is 15 kilometer per uur, dus 40 minuten over 10 kilometer. Super super snel is 20 kilometer per uur, dus 30 minuten over 10 kilometer.
Kortom: hoe lang loop je over 5 km? Als beginnend hardloper loop je ongeveer 10 km per uur, wat betekent dat je een half uur doet over 5 km. Een geoefend hardloper zal tussen de 20 en 25 minuten lopen over 5 km, met een training van 3 keer in de week. Sneller kan ook, maar dit is wel een flinke uitdaging.
Een gemiddelde wandelaar, een geoefende dan, loopt met gemak 5 kilometer per uur. Sommige zelfs veel harder. Maar laten we maar uitgaan van het gemiddelde. Wie dan in Nederland een tocht gaat lopen van 20 kilometer, is zo'n 4 uurtjes aan het lopen.
Meter per seconde is een afgeleide SI-eenheid voor snelheid. Het symbool is m/s, of equivalent, m.s−1, of m.s¯¹, of ㎧. Een snelheid van 1 m/s komt overeen met het afleggen van 1 meter in 1 seconde.
Om een goede afstand te hebben, moet je de 2 seconden regel respecteren. Dit houdt in dat je bij 50 km/u ongeveer 28 meter afstand moet hebben op je voorligger. Om je auto tot stilstand te brengen, heb je 2 seconden om te reageren en ben je alweer bijna 28 meter verder!
Stel dat 1% een honderdste deel is (1/100), dan zou 30% dus 30×1/100 zijn = 30/100. Om deze breuk te vereenvoudigen kan je kind de teller en de noemer delen door hetzelfde getal.
Je kunt de mediaan vinden door het gemiddelde te berekenen. Dit doe je door de twee middelste waarden bij elkaar op te tellen en dit getal door twee te delen.