Tegenstelling. Signaalwoorden: maar, echter, toch, niettemin, desondanks, daarentegen, enerzijds, hoewel, ofschoon, integendeel.
Veelgebruikte signaalwoorden voor een tegenstelling zijn: Daarentegen. Desondanks.
Een tegenargument en een weerlegging worden vaak voorafgegaan door signaalwoorden die een tegenstellend verband aangeven: tegenover, daarentegen, maar, hoewel, echter, toch, ofschoon, ondanks dat, (aan de ene kant …) aan de andere kant.
In het geval van een tegenstellend verband worden in een tekst tegenovergestelde dingen genoemd. Je herkent dit verband aan de signaalwoorden: tegenover, daarentegen, maar, hoewel, echter, toch, ofschoon, ondanks dat, aan de ene kant … aan de andere kant.
De alinea's vertellen twee tegenovergestelde dingen zien. Signaalwoorden: maar, toch, hoewel, echter, daarentegen.
Een tegenstelling is iets dat tegenover elkaar staat, dus bijvoorbeeld: dik-dun, licht-donker, zwart- wit, lang-kort, mooi-lelijk. Er zijn ook tegenstellingen in zinnen, tussen zinnen of bijvoorbeeld tussen alinea's. Meestal staan daar dan ook signaalwoorden voor tegenstellingen bij.
Een tegenstelling is een stijlfiguur. Het houdt in dat twee tegengestelde termen worden gebruikt in een zin om de tekst te verlevendigen. Een voorbeeld van een tegenstelling is: 'In de stille kamer knettert zij van woede'. In deze zin zijn 'stil' en 'knettert' de woorden die de tegenstelling vormen.
Signaalwoorden zijn woorden die een bepaalde samenhang aanduiden, zoals want, omdat, maar, bijvoorbeeld, dus en tot slot.
Met een weerlegging ontkracht je een argument of een standpunt, je maakt dat argument of standpunt onaanvaardbaar/onschadelijk. Een weerlegging is dus sterker dan een tegenwerping/tegenargument, maar de termen worden ook als elkaars synoniem gebruikt.
Je doet dit door een argument naar voren te brengen en dit te bewijzen op basis van feiten, literatuuronderzoek, eigen onderzoek en/of waterdichte redeneringen. Besteed veel tijd aan de kwaliteit van je redeneringen en maak duidelijk onderscheid tussen meningen, feiten, argumenten, beweringen en redeneringen.
bewijzen dat (iets) niet klopt
een eerdere bewering ontkrachten. rechtswetenschap: aantoonbaar of beargumenteerd tegenspreken.
Signaalwoorden: maar, echter, doch, toch, daarentegen, integendeel, evenwel, enerzijds…anderzijds, aan de ene kant… aan de andere kant, in tegenstelling tot, desondanks, daar staat tegenover, niettemin, of…of.
Een signaalwoord is letterlijk een woord dat een signaal geeft. Een seintje dus, zodat je weet dat de alinea's of zinnen iets met elkaar te maken hebben. Het signaalwoord dat wordt gebruikt, vertelt je welk verband er is tussen de twee stukjes tekst.
Een signaalwoord toont het verband tussen zinnen of alinea's aan. Het signaalwoord vertelt je wat de zinnen of alinea's met elkaar te maken hebben. Door het gebruik van signaalwoorden is een tekst makkelijker te lezen; ze geven structuur aan de tekst en zorgen voor samenhang tussen de alinea's.
Verwijswoorden zijn handig, want ze voorkomen dat je steeds dezelfde woorden moet gebruiken. Verbindingswoorden geven aan hoe onderdelen van een tekst met elkaar samenhangen. Signaalwoorden geven de lezer een signaal of aanwijzing voor de manier waarop de informatie gekoppeld moet worden aan het voorgaande.
Signaalwoorden van tijd zijn bijvoorbeeld: voordat. vroeger. eerst.
Hoe leer je signaalwoorden? Het eerste wat ik je kan vertellen is dat het stampen, stampen, stampen en herhalen, herhalen, herhalen is. Wat ik vaak doe is dat ik de woordenlijst erbij pak en de woorden een keer overschrijf op papier. Dit zorgt ervoor dat de woorden al in mijn hoofd komen.
Signaalwoorden van een oorzaak of gevolg zijn bijvoorbeeld: hierdoor. daardoor. doordat.
1. ter uitdrukking van een zuivere tegenstelling, syn. en: en de jeugd leeft in de toekomst, maar de grijsheid in het verleden; soms doet hij vervelend, maar soms kan hij erg lief zijn.
Echter is een voegwoord dat een tegenstelling aangeeft, net als het meer gebruikelijke “maar”. Je legt hiermee meer nadruk op de beperking die wordt opgelegd aan het andere deel van de zin. Aangezien het woord formeler klinkt dan “maar”, wordt “echter” meestal in geschreven taal gebruikt.