Volgens het Internationale Stelsel van Eenheden is de kg (kilogram) de basiseenheid voor massa. De g (gram) wordt gebruikt voor het vervoegen van de eenheden. In de natuurkunde hebben we het meestal over massa en niet over gewicht.
kg | hg | dag | g | dg | cg | mg.
Basiseenheid met een voorvoegsel
Een kilogram is gelijk aan duizend gram.
Een pak suiker weegt 1 kilogram. Een stuk kaas koop je vaak per kilo. Een personenauto weegt ongeveer 1000 kilogram, dat wordt ook wel 1 ton genoemd. Je pennenetui weegt ongeveer 100 gram (1 ons).
Als je de massa van een voorwerp in kg kent, dan is het niet moeilijk om de zwaartekracht (en dus het gewicht) van dat voorwerp uit te rekenen. Je vermenigvuldigt de massa in kg met een factor 9,81. Voor het gemak ronden we dat vaak af op 10.
Als je 10 groepjes van 100 gram hebt, is dit samen 1000 gram. Dit is hetzelfde als 1 kilogram. 2000 gram is dus 2 kilogram.
deca = 10. hecta of hecto = 100. kilo = 1000.
Het is voldoende om 1 keer per week op de weegschaal te gaan staan. Weeg steeds op hetzelfde tijdstip van de dag met zo min mogelijk kleding aan. Of weeg jezelf met steeds min of meer dezelfde kleding. Als je gewicht stijgt is het belangrijk om opnieuw naar de balans te zoeken.
Neem wat extra vet
Gebruik vloeibare bak- en braadproducten of olie voor het bereiden van de maaltijd en smeer margarine uit een kuipje op je brood. Nu je aan moet komen kun je de vettere varianten van vlees, zuivelproducten en kaas nemen. Noten, avocado en vette vis zijn ook geschikt.
Gewicht is een grootheid. Symbool: F. Standaardeenheid: Newton (N).
Gewicht is de kracht waarmee een massa duwt op zijn steunvlak. Jouw massa wordt door de aarde aangetrokken (Aarde is een veel grotere massa) en die kracht heet zwaartekracht. Als je stilstaat dan zal dat gewicht gelijk zijn aan de zwaartekracht. Daarmee weeg je op aarde dus iets anders dan op de Maan of Mars.
Massa is eigenlijk een maat voor de hoeveelheid deeltjes in een voorwerp. Gewicht is een maat voor de kracht waarmee het ene voorwerp (bijvoorbeeld die lift) tegen het andere (jouw lichaam in die lift) drukt.
Een gemiddelde banaan weegt ongeveer 150 gram. 100 gram verse banaan bevat 88 – 116 kilocalorieën en ongeveer: 20-25 g koolhydraten.
Een liter water is vrijwel 1 kg. We kunnen ook zeggen, dat de dichtheid van water 1,0 kg/dm^3 is.
Je lengte met het gewicht – 155 cm – 45 tot 65 160 cm – 50 tot 71 165 cm – 52 tot 77 170 cm – 56 tot 81 175 cm – 60 tot 83 180 cm – 63 tot 90 Dit geeft een erg globale inschatting en is daardoor niet specifiek genoeg.
Neem je lengte – 100 als richtlijn voor je gewicht als bovengrens. De ondergrens ligt hier 10 tot 20% onder. Een voorbeeld ter berekening.
Bij de vraag: “Waar val je het eerst af?” denk je meestal meteen aan het verschil tussen het onderhuidse vet op je benen, buik en bovenlichaam. Maar wat blijkt, is dat mensen met overgewicht voornamelijk eerst visceraal vet verliezen. Visceraal vet is het vet binnen in de buikholte, tussen de organen.
Hoeveel km lopen om 1 kg af te vallen? De ene persoon loopt natuurlijk veel sneller of trager dan de andere. Maar als je loopt met een snelheid van 8 km per uur zal je ongeveer 100 km moeten afleggen om 1 kg vet te verbranden.
20 kilo afvallen doe je niet in een week. Hoe lang het exact duurt, hangt af van veel factoren, maar met een normaal energietekort van 500 kcal verlies je wekelijks een halve kilo vet. Dat betekent dat je 2 kilo vet per maand kan verliezen. En zo doe je er dus gemiddeld 10 maand over om 20 kilo af te vallen.