Bij alles wat je schrijft wil je dat er iets gebeurt. Bij jezelf, bij een ander, of je wilt dat iemand iets gaat doen of denken.
De 7 tekstdoelen zijn: informeren, instrueren, adviseren, overtuigen, activeren, emotioneren en inspireren. Een tekst heeft minimaal één tekstdoel. Maar een tekst kan ook alle zeven doelen in zich hebben. Hoe beter je vooraf nadenkt over je tekstdoelen, hoe beter je tekst wordt.
Een tekst heeft als doel overtuigen als de schrijver wil dat de lezer de mening van de schrijver overneemt. Als het doel overhalen is, probeert de schrijver de lezers wel of niet iets te laten doen. Het doel is de lezers te activeren.
Een tekstdoel is het doel waarom de tekst is geschreven. Een leesdoel is het doel waarom je een tekst leest.
Overtuigen: De schrijver wil dat de lezer zíjn mening overneemt. Activeren: De lezer moet iets gaan doen. Amuseren: Hij wil dat de lezer geniet van zijn tekst.
De hoofdgedachte van een tekst is de belangrijkste gedachte die de schrijver over het onderwerp heeft. Een hoofdgedachte bestaat uit één of twee zinnen. Het kunnen vinden van de hoofdgedachte van een tekst is belangrijk bij het oefenen van begrijpend lezen.
Een recept is een verzameling instructies die aangeven hoe iets klaargemaakt moet worden, en wel met name een gerecht.
Een tekst heeft bepaalde kenmerken: een inhoud (thema), een vorm (taalgebruik en structuur) en een bedoeling (doel). Als een leerling geïnteresseerd is in slangen en al veel over dit onderwerp weet, zal hij een tekst over slangen sneller begrijpen en kan hij vlotter een tekst over slangen schrijven.
Het doel van een uiteenzetting is om informatie te geven over een onderwerp. De schrijver geeft informatie aan de lezer en geeft hierbij ook uitleg. Het is ook belangrijk dat het een objectieve tekst is: de mening van de schrijver wordt niet gegeven.
Een schrijver kan een tekst schrijven met het doel de lezer aan het denken te zetten en de lezer zich een mening te laten vormen. Soms kan de mening van de schrijver hierbij ook worden beschreven, maar dat hoef niet altijd. Een ander woord voor dit soort teksten zijn “opiniërende teksten”.
Persuasieve teksten (een advertentietekst, een verkoopbrief): als een schrijver voor deze tekstsoort kiest, wil hij je juist wel ergens van overtuigen. De schrijver neemt een duidelijk standpunt in en wil jou overhalen die mening te gaan delen.
Wees duidelijk en concreet
Natuurlijk moet je duidelijk schrijven, zodat de lezer snapt wat hij of zij leest. Daarnaast is het ook belangrijk dat de boodschap die erachter zit goed overkomt op de lezer. De lezer moet kunnen weten of voelen wat jouw intenties zijn. Schrijf zeker, schrijf specifiek en schrijf concreet.
Je schrijfstijl dat is de stijl die je gebruikt in jouw teksten. Je kunt een persoonlijke of een afstandelijke schrijfstijl hebben. Je kunt een langdradige of pakkende schrijfstijl hebben. En je kunt een complexe of eenvoudige schrijfstijl hebben.
Volgens het woordenboek is een schrijfstijl de manier waarop de schrijver zijn/haar verhaal vertelt. Dat kan beknopt of omslachtig, eenvoudig of ingewikkeld, concreet of abstract, arrogant of bescheiden, plat of verheven, objectief of subjectief, formeel of informeel, en nog veel meer of-of zijn.
Voorbeeld: “Faalangst is iets waar je invloed op hebt (standpunt), want je kunt je gedachten om leren zetten met cognitieve gedragstherapie (argument),”. Je probeert met dit argument de ander te overtuigen van jouw standpunt over faalangst.
De inleiding van een betoog bestaat meestal uit twee delen. In het eerste deel introduceer je het onderwerp aan de lezer. Je vertelt waarom het relevant is om het hier nu over te hebben in plaats van over een ander onderwerp. Zo is het voor de lezer logisch wanneer je de stelling introduceert.
Om ze gemakkelijk te kunnen onthouden, worden de belangrijkste leesstrategieën vaak aangeduid als de '4 V's van begrijpend lezen': voorkennis gebruiken, voorspellen, visualiseren en vragen bedenken.
Opiniëren
Opiniërende teksten zijn bedoeld om de lezer een mening te laten vormen en aan het denken te zetten. De schrijver geeft zelf niet heel duidelijk zijn persoonlijke mening, maar laat wel merken dat er over het onderwerp nagedacht moet worden. Hij wil niet overtuigen, maar een discussie starten / oplaaien.
Als je de tekst in detail moet begrijpen, kun je de strategie van intensief lezen gebruiken. Met die strategie lees je de tekst met volle concentratie voor bepaalde leerdoelen. Als je bijvoorbeeld een verslag voor je werk leest, kun je het misschien gewoon doorbladeren om het te begrijpen.