Het vragend voornaamwoord wat wordt zelfstandig gebruikt. Er volgt dus geen zelfstandig naamwoord. Welk(e) wordt meestal niet-zelfstandig gebruikt. Het wordt dan gevolgd door een zelfstandig naamwoord.
I wat bijwoord Uitspraak: [wɑt] 1) een beetje Voorbeelden: `Ik ben wat moe. `, `We komen wat later. `Synoniemen: enigszins, iets 2) <in het begin van een zin, om het bijvoeglijk naamwoord dat volgt te benadrukken> Voorbee...
Het verwijswoord 'wat' gebruik je in deze gevallen: Als het verwijst naar woorden als 'iets', 'niets', 'alles', 'dat' en 'datgene': Ik vind alles wat in de etalage ligt mooi. Als het verwijst naar een hele zin: Wij moesten uren wachten op de bus, wat we erg vervelend vonden.
Wat is juist: het boek wat ik lees of het boek dat ik lees? Het boek dat ik lees heeft de voorkeur. Dat geldt het sterkst voor de schrijftaal. Het boek wat ik lees komt vaak voor, zeker in de spreektaal.
Het betrekkelijk voornaamwoord wat wordt gebruikt om te verwijzen naar een hele zin, en als variant van de combinaties dat wat en datgene wat. De hooligan kwam spontaan de schade vergoeden, wat ik niet verwacht had.
Als het woord verwijst naar een hele zin of gebeurtenis, gebruik je 'wat'. Als je in plaats daarvan 'dat' gebruikt, krijgt de zin een andere betekenis. Kijk maar eens naar deze voorbeelden: We hebben een zusje gekregen, wat we allemaal heel leuk vinden.
Wie en wat kunnen aan het begin van een zin staan, zonder dat er een antecedent aan voorafgaat. Wie betekent dan 'degene die', en wat 'dat wat'. Wie niet mee wil doen, kan hier op ons wachten. Wat hij zegt, is volslagen onzin.
Het vragend voornaamwoord wat wordt zelfstandig gebruikt. Er volgt dus geen zelfstandig naamwoord. Welk(e) wordt meestal niet-zelfstandig gebruikt. Het wordt dan gevolgd door een zelfstandig naamwoord.
Die verwijst naar enkelvoudige de-woorden en meervoudige de-/het-woorden. Dat verwijst naar enkelvoudige het-woorden. Wat verwijst naar onbepaalde voornaamwoorden, overtreffende trappen, hele zinnen en een hoedanigheid. Welke verwijst naar enkelvoudige de-woorden en meervoudige de-/het-woorden.
Alle voorkomende betrekkelijke voornaamwoorden zijn: dat, die, wat, wie, welke en hetgeen. Dit betrekkelijke voornaamwoord gebruik je als je verwijst naar een enkelvoudig het-woord (het huis dat leeg was).
Wat zijn bijwoorden? Een bijwoord is een woord dat bijna altijd iets zegt over een ander woord. Bijwoorden kunnen extra informatie geven over een werkwoord, maar ook over een bijvoeglijk naamwoord, een ander bijwoord en een plaats of tijd.
Zich is een wederkerend voornaamwoord in het Nederlands. Het wordt gebruikt bij de derde persoon enkel- en meervoud (hij/zij/men/ze) en bij de aanspreekvorm u.
Wat is een zelfstandig naamwoord? Een zelfstandig naamwoord is een woordsoort dat een mens, dier, ding, (eigen)naam, gebeurtenis, plaats of abstracte zaak zoals gevoelens aanduidt. Voorbeelden van zelfstandig naamwoorden zijn: man,, kat, tafel, Amsterdam, moederdag, hemel of liefde.
De correcte vervoeging is je/jij wordt.
Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging word je/jij. Bij combinaties met je is het niet altijd even duidelijk of je het onderwerp van de zin is. Als u daaraan twijfelt, kunt u je proberen te vervangen door jij of jou(w).
dat: aanwijzend en betrekkelijk voornaamwoord en onderschikkend voegwoord; wie: vragend en betrekkelijk voornaamwoord; wat: vragend, betrekkelijk en onbepaald voornaamwoord en telwoord.
Roddel of achterklap is een uiting van een negatief, speculatief, suggestief, onthullend dan wel tendentieus bericht over iets of iemand - zonder dat degene(n) waar het over gaat dit zelf naar buiten hebben gebracht. Roddelen betreft dikwijls het ruchtbaar maken van desinformatie of iets negatiefs over iets of iemand.
Hetgeen is een formeel woord dat vooral in geschreven taal wordt gebruikt. U kunt daarom beter het neutrale synoniem wat gebruiken. Hetgeen en wat zijn allebei betrekkelijke voornaamwoorden. Ze kunnen terugverwijzen naar een zin of een deel van een zin.
Wij leggen je uit wat lidwoorden zijn. Lidwoorden zijn woorden die voor een zelfstandig naamwoord staan. In de Nederlandse taal zijn er drie lidwoorden: 'De', 'het' en 'een'. 'De' en 'het' zijn bepaalde lidwoorden en 'een' is het onbepaald lidwoord.
Het betrekkelijk voornaamwoord welke is formeel. Het is aan te bevelen om het betrekkelijk voornaamwoord die te gebruiken bij enkelvoudige de-woorden en bij meervoudige woorden. De fiets die ik een jaar geleden kocht, is al stuk.
Wat voor kan zowel bij een enkelvoudig als bij een meervoudig zelfstandig naamwoord gebruikt worden. Wat voor een kan alleen bij een enkelvoudig zelfstandig naamwoord staan. Wat voor huis / wat voor een huis zou je willen kopen?
onbepaalde bijwoorden: ergens, nergens, nooit, altijd. vragende bijwoorden: waar, wanneer, hoe.
Wat is juist: 'Er was twintig man op de been' of 'Er waren twintig man op de been'? 'Er waren twintig man op de been' heeft de voorkeur. In deze constructie heeft man namelijk de verouderde meervoudige betekenis 'mensen'. Daarbij hoort het meervoud waren.
De en het zijn bepaalde lidwoorden: ze duiden iets bepaalds of individueels aan in een situatie of context die bekend is. Martha heeft een tekening gemaakt. De tekening hangt nu op onze keukendeur. Kasper heeft een paard geboetseerd.
Voegwoorden zijn woorden die zinnen of (groepen) woorden 'aan elkaar voegen'. Voorbeelden van voegwoorden zijn omdat, en, als en maar.