het uiterlijk van de tekst! De opmaak is de manier waarop de tekst en eventuele beelden over de bladzijde(n) verdeeld zijn. De opmaak gaat dus over de titel, de tussenkopjes, de tekstindeling, de alinea-indeling en over de lettertypes.
Hoe herken je structuur in de tekst? Lees de paragraaftitels, de eerste zinnen van de belangrijkste paragrafen en tussenkopjes. Deze vertellen waar de tekstdelen over gaan en meestal is dat voldoende om de belangrijkste ideeën te begrijpen. Let op signaalwoorden waarmee de auteur de structuur en gedachtegang aangeeft.
ALINEA) Deel van de tekst ( = ALINEA)
Een artikel bestaat uit een inleiding, middenstuk en afsluiting. Uitzonderingen daargelaten natuurlijk. In de inleiding benoem je de kernvraag, zodat je lezers weten wat ze kunnen verwachten. Schrijf ook vast op hoe jij de aandacht gaat trekken, want je wil ze natuurlijk wel triggeren om verder te lezen.
Bij een goed opgebouwde tekst beschrijft het tussenkopje wat de lezer in de alinea kan verwachten. Iedere alinea begint met een kernzin die de belangrijkste informatie van de alinea bevat. Die kernzinnen kun je bovenin samenvoegen tot een informatie lead.
Een goede tekst moet volgens taalbeheersers aan vier criteria voldoen: hij moet helder, aantrekkelijk, gepast en correct zijn.
In je inleiding introduceer je je onderwerp, stelt de probleemstelling op en vertelt je doelstelling en je onderzoeksvragen. Verder maak je een korte beschrijving van de onderzoeksopzet en maak je een leeswijzer.
De meeste teksten hebben de indeling: inleiding, kern en slot. De inleiding en het slot bestaan meestal beide uit maar één alinea. De kern bestaat daarentegen uit een aantal alinea's. In de alinea's worden alle deelonderwerpen besproken.
Als je het onderwerp van een tekst hebt gevonden, kun je jezelf de volgende vraag stellen: Wat wordt er in deze tekst verteld over [onderwerp X]? Wanneer het je gelukt is om het antwoord op deze vraag goed samengevat in één zin te formuleren, dan heb je de hoofdgedachte van de tekst te pakken.
Gemiddeld bestaat een alinea uit zo'n vijf zinnen. Dat komt neer op vijf tot tien regels tekst. Een alinea van maar één zin is uitzonderlijk, net als een alinea van een halve pagina lang. Als je merkt dat een alinea erg lang wordt, bekijk dan nog eens of je echt één deelthema erin uitwerkt.
Deel van het hoofdstuk ( = PARAGRAAF)
Een lettergreep is dus een deel van een woord. Je kunt de lettergrepen vaak horen door een woord uit te spreken en mee te klappen met de klanken.
Het onderwerp van een tekst geeft aan waar de tekst over gaat. Het onderwerp van een tekst kun je vaak met één of enkele woorden opnoemen.
Een inleiding heeft twee functies: – de aandacht van de lezer trekken, hem motiveren de hele tekst te gaan lezen; – het onderwerp van de tekst introduceren. Je moet ervoor zorgen dat de inleiding pakkend is. Je wilt immers bereiken dat de lezer verder leest.
Met een overtuigende of betogende tekst wil de schrijver de mening van de lezer met argumenten beïnvloeden. Voorbeelden kunnen zijn: een commentaar of column in een krant of tijdschrift, een toespraak in de Tweede Kamer, een post op sociale media, een recensie over een boek, film of game of een ingezonden brief.
Als je een tekst gaat schrijven, doe je dat vaak met een doel. Er worden vaak vier tekstdoelen onderscheiden: amuseren, informeren, overtuigen en overhalen/activeren.
Wat zijn tekstdoelen? Tekstdoelen geven aan wat jij als schrijver wilt bereiken met jouw tekst. De 7 tekstdoelen zijn: informeren, instrueren, adviseren, overtuigen, activeren, emotioneren en inspireren. Een tekst heeft minimaal één tekstdoel.
Het voorwoord van een scriptie komt na de samenvatting, maar vóór de inhoudsopgave. De inleiding is het eerste hoofdstuk van je scriptie en komt meteen na de inhoudsopgave.
Een inleiding of intro geeft weer waar de inhoud over gaat, terwijl het voorwoord iets vertelt over hoe u het schrijven heeft ervaren. Tijdens het lezen van de inleiding, maakt de lezer kennis met de inhoud van het boek of het verslag.
De inleiding volgt op het voorwoord. Een voorwoord is een persoonlijk getinte tekst. Er is ruimte voor een dankwoord, informatie over de geschiedenis van het onderzoek, taakverdeling binnen een groep, informatie over de auteurs et cetera. Een inleiding daarentegen gaat specifiek over het onderzoek/de inhoud.
Van oudsher zijn de lengte van zinnen en woorden de belangrijkste criteria. Hoe langer zinnen en woorden, hoe lastiger de tekst is.