Als niet-onderwerpsvorm kunnen we zowel me als mij gebruiken. Het is aan te bevelen om zo veel mogelijk de gereduceerde vorm me te gebruiken. Overmatig gebruik van de volle vorm mij maakt zowel gesproken als geschreven taal onnatuurlijk. De collega's hebben me (mij) uitgenodigd.
Het woordje 'me' gebruik je als persoonlijk voornaamwoord dat verwijst naar jezelf. Het gaat dan niet om bezit. Ook bij wederkerende werkwoorden komt me voor. Voorbeelden van wederkerende werkwoorden zijn: zich herinneren, zich schamen, zich haasten, zich verslapen, etc.
Je, ze, we en me (uitgesproken als [jə], [zə], [wə] en [mə]) komen algemeen voor in geschreven taal, maar de andere gereduceerde vormen ie, 'k, 'm, 'r, d'r, 't, m'n en z'n worden vooral in informele schrijftaal gebruikt, of als men expliciet wil aangeven dat de tekst de weergave is van spreektaal.
Het woordje 'me' is vooralsnog geen bezittelijk voornaamwoord. Het kan wel een persoonlijk of wederkerend voornaamwoord zijn: 'de leraar vroeg ME of ik ME verveeld had tijdens het maken van MIJN proefwerk'. Dat mooie woordje 'mijn' is het enige bezittelijk voornaamwoord dat aangeeft dat iets echt van mij is.
Me is niet goed, want me is geen bezittelijk maar een persoonlijk voornaamwoord, net als mij. Voor veel mensen zijn formuleringen als 'Me zusje kan goed zingen' en 'Ik ga dit weekend naar me vader' een grote taalergernis. Net zoals mij zusje niet goed is, is ook me zusje niet juist.
Me gebruik je om naar jezelf te verwijzen
Ze hebben me uitgenodigd voor het sollicitatiegesprek. Me geeft hier aan wie uitgenodigd is, namelijk degene die aan het woord is. In plaats van me kun je ook kiezen voor mij.
'Me moeder', 'me sleutels', 'me fiets'. Nee, nee, nee, geen 'me' meer, maar 'm'n' of 'mijn'! Je schrijft dus 'mijn fiets', 'mijn broer', 'mijn kamer' en 'mijn huisgenoten'.
En de letterlijke vertaling is MY is mijne. En ME is gewoon mij.
'Me' is een doorzichtiger woord. Als het geen nadrukkelijke functie in de zin heeft, zou ik om die reden altijd 'me' verkiezen boven 'mij'. Tekstuele zaken die de aandacht trekken (wat 'mij' vaak een beetje doet) leiden namelijk af van de inhoud van je tekst.
voorwerpsvorm: mij,me. benadrukte vorm: ik. Who is there? Me!
Een zuster of zus is een vrouwelijk familielid, bij wie de verwantschap gelegen is in het gemeen hebben van een moeder én vader.
zelfverklaarde heb-ik-je-daar (de, -s) arrogante figuur, iemand die zichzelf erg belangrijk vindt.
Op social media lees je vaak 'me prinsesje' of 'ze vriendin'. Maar me, ze, jou en u zijn helemaal geen bezittelijke voornaamwoorden. Voor iedereen die moeite heeft met het verschil tussen 'me' en 'mijn' heeft JP een handige regel: is iets bezit van jou, u, hem of mij, plak er dan een letter bij!
Je kunt en je kan zijn allebei correct.
In Nederland wordt je kan informeler gevonden dan je kunt. In België wordt het gebruik van je kan niet als informeler beschouwd. Vergelijkbare werkwoorden zijn willen en zullen: je wilt / je wil, je zult / je zal.
Kennen heeft echter als overgankelijk werkwoord altijd een lijdend voorwerp bij zich. (1) Ik heb hem weleens ontmoet, maar ik ken hem niet goed. (2) Hij heeft flink zijn best gedaan en kent zijn les. Kunnen is daarentegen een hulpwerkwoord en wordt gecombineerd met een infinitief.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is hij de correcte vorm. Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is hem correct.
pronouns (mv.) voornaamwoorden (mv.)
In de spreektaal en ook wel in de informele schrijftaal (tweets, appjes), wordt me vaak gebruikt als bezittelijk voornaamwoord: me moeder. De gereduceerde vorm van mijn is echter m'n, niet me. Met m'n moeder is dus niets mis. Veel mensen vinden me moeder, me fiets, enz.
Me is geen bezittelijk voornaamwoord
Voorbeelden: me broer, me fiets, me taalfout. Dat moet zijn: mijn broer, mijn fiets, mijn taalfout. Tip: vervang me door mij.
Jij is goed als er nadruk op ligt: 'Niet ik, maar jij zou het doen! ' Je is het minder nadrukkelijke alternatief: 'Het lukt wel, maar je mag altijd helpen. ' Je kan ook 'men', 'jou' of 'jouw' betekenen. Je en jij kunnen als onderwerpsvorm meestal door elkaar heen gebruikt worden.
Ik mis je heel erg. I miss you so much, baby. Ik mis je heel erg. I really miss you.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is zij de correcte vorm. Als het om een lijdend voorwerp gaat, is hen correct. Als het om een meewerkend voorwerp gaat, is hun (of aan hen) correct.
Hoe gaat het met jou is correct. In dit geval is er geen sprake van een bezitsrelatie en “jou” wordt niet gevolgd door een zelfstandig naamwoord, dus de vorm zonder w is correct. Jou is hier een persoonlijk voornaamwoord.