Meervouden: altijd de. In het meervoud krijgen alle zelfstandige naamwoorden, ook de onzijdige, de als bepaald lidwoord. Bijvoorbeeld: het huis -> de huizen, de fiets -> de fietsen, het fietsje -> de fietsjes. Verkleinwoorden: altijd het.
Is het de of het meervoud
In de Nederlandse taal gebruiken wij het meervoud.
De gebruik je bij mannelijke en vrouwelijke woorden en bij meervouden: de man, de commissie, de bond, de huizen. Het gebruik je bij onzijdige woorden in het enkelvoud: het paard, het mannetje. Er zijn helaas weinig regels te geven voor het gebruik van de of het.
Bijna alle zelfstandig naamwoorden die in het enkelvoud eindigen op -ee krijgen in het meervoud -ën erachter. Zelfstandig naamwoorden die in het enkelvoud eindigen op -ie, eindigen in het meervoud op iën, ieën of ies. Het meervoud eindigt op -iën als de klemtoon van het woord niet op de laatste lettergreep ligt.
Ezelsbrug: Voorkomen van lidwoordfouten
Dan kun je denken aan “de man”, “de vrouw” en “het onzijdige woord”. Mannelijke en vrouwelijke woorden krijgen namelijk “de” en onzijdige woorden combineer je met “het”.
Is het de of het koffer
In de Nederlandse taal gebruiken wij de koffer. Deutsch: Koffer | Bekijk of het der of die Koffer is.
In de Nederlandse taal gebruiken wij het uurloon.
Woorden als rommel en vee hebben geen meervoud. Bijzonder zijn zelfstandige naamwoorden als rijst, haat, onzin, melk, hout, informatie en aarde, we noemen ze niet-telbaar. Ze komen zelden voor met een onbepaald lidwoord (een rijst zeg je niet) en ze staan zelden in het meervoud.
De correct gespelde meervoudsvorm van café is cafés, zonder apostrof. Als een zelfstandig naamwoord eindigt op é, schrijven we de meervoudsuitgang eraan vast. Een apostrof is niet nodig omdat de combinatie niet verkeerd kan worden uitgesproken: logés, attachés, coupés, prostitués.
Zelfstandige naamwoorden met een stoffelijke betekenis ('melk', 'zand', 'damp') zijn in meerdere opzichten interessante woorden. Ze hebben om te beginnen een interessante vorm: je kunt ze niet in het meervoud zetten (ze zijn 'niet-telbaar'), en er kan geen onbepaald lidwoord bij.
Je schrijft een woord in het meervoud als je het over twee of meer personen of zaken hebt. Bij één persoon of zaak, staat het zelfstandig naamwoord in het enkelvoud. Je maakt het meervoud door -en, -s of -'s achter het enkelvoud te schrijven.
Wanneer het onderwerp één iets of iemand is, gaat het om enkelvoud. Gaat het om meer dan één persoon? Dan betreft het meervoud. Hieronder lees je hoe dit precies in zijn werk gaat wanneer de hoofdpersoon enkelvoud is en wordt er aandacht besteed aan bijzondere gevallen.
Is het de of het werkwoord
In de Nederlandse taal gebruiken wij het werkwoord.
Bij onzijdige woorden gebruik je altijd het lidwoord “het” of “een”. Mannelijke en vrouwelijke woorden krijgen altijd “de” of “een” als lidwoord.
Mannelijke en vrouwelijke woorden hebben allebei het lidwoord de. Helaas kun je vaak niet 'weten' of een de-woord mannelijk of vrouwelijk is. Je moet het opzoeken, bijvoorbeeld op Woordenlijst.org of op deze website. Als een woord het lidwoord het krijgt, is het onzijdig en dus niet vrouwelijk of mannelijk.
Het meervoud van bacterie wordt gespeld als bacteriën; het meervoud van industrie als industrieën.
Er zijn wel meer lichamelijke woorden die alleen een meervoud hebben: ingewanden, uitwerpselen, gelaatstrekken. Ingewanden is duidelijk een collectivum: het kan alleen naar een verzameling organen verwijzen. Je kunt niet zeggen: 'De dikke darm is een ingewand.
In de Nederlandse taal gebruiken wij het inkomen.
Is het de of het functie
In de Nederlandse taal gebruiken wij de functie.
In de Nederlandse taal gebruiken wij het salaris.