In sommige gevallen is zowel ik als mij mogelijk na dan, maar dan is er een betekenisverschil. Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is ik de correcte vorm. Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is mij correct.
Juist is: 'beter dan ik'. Het is een verkotring van: 'hij zingt beter dan ik zing'. Bij vergelijkingen met 'als' gebeurt hetzelfde: hij zingt net zo goed als ik (zing). 'Dan' is juist bij vergelijkingen die een ongelijkheid uitdrukken: ik ben ouder dan zij, hij is groter dan zijn broer, dat kost veel meer dan ik dacht.
In de meeste gevallen is het aan te bevelen om na een vergrotende trap (zoals groter, jonger, beter) + dan de vorm ik te gebruiken, omdat de zin een onderwerpsvorm vereist.
De vergrotende trap krijgt altijd dan. Piet is beter dan Jan. Hardlopen is even goed als wandelen. Karlijn is even slim als Ineke.
Dan komt na een vergrotende trap en na anders en ander(e): groter dan, kleiner dan, anders dan. Als komt na vergelijkingen met zo en even: zo groot als, even klein als.
Dan en als worden vaak door elkaar gebruikt. Maar ze hebben een verschillende betekenis. Dan gebruik je om een verschil aan te geven, als gebruik je in een vergelijking met 'zo' of 'even': Grietje is even blond als Hans, maar Hans is langer dan Grietje.
Als niet-onderwerpsvorm kunnen we zowel me als mij gebruiken. Het is aan te bevelen om zo veel mogelijk de gereduceerde vorm me te gebruiken. Overmatig gebruik van de volle vorm mij maakt zowel gesproken als geschreven taal onnatuurlijk. De collega's hebben me (mij) uitgenodigd.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is jij de correcte vorm. Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is jou correct.
Je gebruikt als wanneer je een vergelijking maakt tussen twee zaken en je de gelijkenis wilt beschrijven. Je maakt in dit geval vaak gebruik van de woorden 'even', 'zelfde' en 'zo': Jaap leert even snel als Sonja. Laura is net zo goed in de Engelse spreekvaardigheid als Hans.
De correcte vorm is eerder dan. Er is hier sprake van een ongelijkheid, waardoor je “dan” moet gebruiken.
'Me' is een doorzichtiger woord. Als het geen nadrukkelijke functie in de zin heeft, zou ik om die reden altijd 'me' verkiezen boven 'mij'. Tekstuele zaken die de aandacht trekken (wat 'mij' vaak een beetje doet) leiden namelijk af van de inhoud van je tekst.
In sommige gevallen is niet alleen zij, maar ook hen of hun mogelijk na dan, maar dan is er een betekenisverschil. Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is zij de correcte vorm. Als het om een lijdend voorwerp gaat, is hen correct. Als het om een meewerkend voorwerp gaat, is hun (of aan hen) correct.
Beide zijn goed, maar er is wel een zeker verschil in stijl. Het verschil zit 'm in de stijl: je kan is informeler en meer spreektaal. Bij het schrijven kun je beter kiezen voor je kunt. Tegenwoordig kom je in teksten steeds vaker de informele vorm je kan tegen.
Toelichting. Er is geen regel die bepaalt in welke volgorde de personen in een nevenschikking genoemd worden. Wel geldt het als een teken van beleefdheid dat men zichzelf niet als eerste noemt. De persoonlijke voornaamwoorden ik, mij, wij en ons komen daarom bij voorkeur aan het einde van de nevenschikking.
Iets tegoed / te goed hebben/houden
In tegoed hebben en tegoed houden betekent tegoed 'nog te verwachten, op te eisen, te vorderen'. Volgens de officiële spelling is tegoed hebben en tegoed houden juist. Officieel is het dus: Mijn zus heeft nog tien euro van me tegoed.
Het woord 'dat' wordt gebruikt als je verwijst naar een bepaald zelfstandig naamwoord. Voor onbepaalde verwijzingen gebruik je daarentegen 'wat'.
Als het over twee personen gaat, schrijven we beiden. In alle andere gevallen blijft de n achterwege. Dat is het geval als het gaat om twee dingen, maar ook als er sprake is van een persoon en een ding.
Het eerste woord vandaag kan worden samengetrokken (weggelaten), maar de formulering kan niet nog korter worden gemaakt door als weg te laten. Bij even warm hoort als; dan past alleen bij warmer. Ook onjuist is 'Morgen wordt het even warm of warmer als vandaag. ' Als past immers niet bij warmer.
Na een gelijkheid (stellende trap) schrijf je als. Na een ongelijkheid (vergrotende trap) schrijf je dan. Maak de zin langer om te horen welk persoonlijk voornaamwoord achter als of dan komt.
Tegenwoordig wordt u niet meer als derde persoon beschouwd maar als tweede persoon enkelvoud, net als jij/je. U wordt dan gecombineerd met de persoonsvorm van de tweede persoon: u hebt. U hebt is dus vergelijkbaar met jij hebt. Bij de keuze tussen u hebt en u heeft kunt u uw eigen voorkeur volgen.
Het mag allebei. Uitleg: Het persoonlijk voornaamwoord 'u' drukte oorspronkelijk een derde persoon uit: 'u heeft'. Maar tegenwoordig wordt 'u' veelal als tweede persoon enkelvoud aangevoeld (net als 'jij') en dan is het 'u hebt'.
Wanneer gebruik je je en wanneer jij? Jij is goed als er nadruk op ligt: 'Niet ik, maar jij zou het doen! ' Je is het minder nadrukkelijke alternatief: 'Het lukt wel, maar je mag altijd helpen. ' Je kan ook 'men', 'jou' of 'jouw' betekenen.
Mijn wordt afgekort tot m'n en dat wordt weer veranderd in me. Voorbeelden: Ik ga dat even aan me moeder vragen. (In plaats van: Ik ga dat even aan mijn moeder vragen).
Me is niet goed, want me is geen bezittelijk maar een persoonlijk voornaamwoord, net als mij. Voor veel mensen zijn formuleringen als 'Me zusje kan goed zingen' en 'Ik ga dit weekend naar me vader' een grote taalergernis. Net zoals mij zusje niet goed is, is ook me zusje niet juist.
Mij is een wederkerend voornaamwoord net als mij, , haar, hun, zich, elkaar. Het wederkerend voornaamwoord zegt het al ; 'het keert weet', ik ben mij (mezelf ) niet bewust, hij is zich (zichzelf) niet bewust, jullie hebben elkaar gezien, wij hebben elkaar gezien, hij/zij heeft zich gewassen. enz.