Dan komt na een vergrotende trap en na anders en ander(e): groter dan, kleiner dan, anders dan. Als komt na vergelijkingen met zo en even: zo groot als, even klein als.
In verzorgde schrijftaal is dan de aan te bevelen vorm na een vergrotende trap (zoals jonger, beter, liever) en na anders en combinaties met ander(e). Als gebruiken we na de woorden even, (net) zo, evenveel, (net) zoveel, hetzelfde en dezelfde.
Dan gebruik je om een verschil aan te geven, als gebruik je in een vergelijking met 'zo' of 'even': Grietje is even blond als Hans, maar Hans is langer dan Grietje. Sneller, hoger, sterker: dat zijn allemaal voorbeelden van de vergrotende trap. De vergrotende trap gebruik je om een verschil aan te geven.
De vergrotende trap krijgt altijd dan. Piet is beter dan Jan. Hardlopen is even goed als wandelen. Karlijn is even slim als Ineke.
Kort samengevat: Na een gelijkheid (stellende trap) schrijf je als. Na een ongelijkheid (vergrotende trap) schrijf je dan.
Dan komt na een vergrotende trap en na anders en ander(e): groter dan, kleiner dan, anders dan. Als komt na vergelijkingen met zo en even: zo groot als, even klein als.
In de meeste gevallen is het aan te bevelen om na een vergrotende trap (zoals groter, jonger, beter) + dan de vorm ik te gebruiken, omdat de zin een onderwerpsvorm vereist.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is ik de correcte vorm. Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is mij correct.
Jij versus jou
Het wordt dus 'Ik ben beter dan jij'. Waarom 'Ik ben beter dan jou' niet klopt, is omdat de volledige zin 'Ik ben beter dan jou bent' niet zou kloppen. Daarom is het altijd 'beter dan jij/hij/zij'.
Je gebruikt als wanneer je een vergelijking maakt tussen twee zaken en je de gelijkenis wilt beschrijven. Je maakt in dit geval vaak gebruik van de woorden 'even', 'zelfde' en 'zo': Jaap leert even snel als Sonja. Laura is net zo goed in de Engelse spreekvaardigheid als Hans.
Het eerste woord vandaag kan worden samengetrokken (weggelaten), maar de formulering kan niet nog korter worden gemaakt door als weg te laten. Bij even warm hoort als; dan past alleen bij warmer. Ook onjuist is 'Morgen wordt het even warm of warmer als vandaag. ' Als past immers niet bij warmer.
Het woord 'als' gebruik je als je een vergelijking wil maken tussen twee zaken die een overeenkomst hebben. Meestal gebruik je in dit soort zinnen de woorden 'even', 'zo' of 'hetzelfde/dezelfde'.
Er is ook een trucje om te achterhalen of u aan het eind van het voltooid deelwoord -t of -d moet schrijven. U kunt daarvoor vergelijken met de verledentijdsvorm. Als die op -de(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -d. Als de verledentijdsvorm op -te(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -t.
Als het over twee personen gaat, schrijven we beiden. In alle andere gevallen blijft de n achterwege. Dat is het geval als het gaat om twee dingen, maar ook als er sprake is van een persoon en een ding.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is ik de correcte vorm. Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is mij correct.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is hij de correcte vorm. Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is hem correct.
Het mag allebei. Uitleg: Het persoonlijk voornaamwoord 'u' drukte oorspronkelijk een derde persoon uit: 'u heeft'. Maar tegenwoordig wordt 'u' veelal als tweede persoon enkelvoud aangevoeld (net als 'jij') en dan is het 'u hebt'.
Tegenwoordig wordt u niet meer als derde persoon beschouwd maar als tweede persoon enkelvoud, net als jij/je. U wordt dan gecombineerd met de persoonsvorm van de tweede persoon: u hebt. U hebt is dus vergelijkbaar met jij hebt. Bij de keuze tussen u hebt en u heeft kunt u uw eigen voorkeur volgen.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is ik de correcte vorm. Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is mij correct. Die dubbele analyse is bijvoorbeeld mogelijk bij werkwoorden die een oordeel of waardering uitdrukken (zoals vinden, appreciëren, achten).
Juist is: 'beter dan ik'. Het is een verkotring van: 'hij zingt beter dan ik zing'. Bij vergelijkingen met 'als' gebeurt hetzelfde: hij zingt net zo goed als ik (zing). 'Dan' is juist bij vergelijkingen die een ongelijkheid uitdrukken: ik ben ouder dan zij, hij is groter dan zijn broer, dat kost veel meer dan ik dacht.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is zij de correcte vorm. Als het om een lijdend voorwerp gaat, is hen correct. Als het om een meewerkend voorwerp gaat, is hun (of aan hen) correct.
Voor de aanspreekvorm gij is later u in de plaats gekomen. Daarbij hoort de werkwoordsvorm zou: het is zou u, net als zou hij/zij en zou jij. Dat zoudt u nog geregeld voorkomt, heeft waarschijnlijk met de uitspraak te maken. De [t]-klank tussen de ou van zou en het onderwerp u vergemakkelijkt namelijk de uitspraak.
Beide zijn goed, maar er is wel een zeker verschil in stijl. Het verschil zit 'm in de stijl: je kan is informeler en meer spreektaal. Bij het schrijven kun je beter kiezen voor je kunt. Tegenwoordig kom je in teksten steeds vaker de informele vorm je kan tegen.
In de zin Je mag op kosten van de zaak dineren, maar dan wel een beetje goedkoop wordt dan wel anders gebruikt. Dan is een bijwoord met als betekenis 'deze keer'. Wel functioneert als bijwoord ter bevestiging. Ook in deze betekenis wordt dan wel als twee woorden geschreven.