De eerste “jou” is een persoonlijk naamwoord (je kunt het vervangen door “hem”), dus voeg je geen w toe. De tweede “jouw” is een bezittelijk voornaamwoord (je kunt het vervangen door “zijn”), dus voeg je een w toe.
Jouw geeft altijd aan dat iets 'van iemand' is. Het duidt dus op bezit, bijvoorbeeld in 'Is dat jouw telefoon? ' Jou geeft geen bezit aan. Het past in zinnen als 'Ik geef jou mijn telefoon.
Met jou en u (persoonlijk voornaamwoord) bedoelen we iemand met wie je praat. Met jouw en uw (bezittelijk voornaamwoord) wil je aangeven dat iets van iemand is met wie je praat: U heeft vergeten uw broek aan te trekken, meneer.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is jij de correcte vorm. Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is jou correct. Die dubbele analyse is bijvoorbeeld mogelijk bij werkwoorden die een oordeel of waardering uitdrukken (zoals vinden, appreciëren, achten).
Je gebruikt de vormen als volgt: Jij – onderwerp van de zin: Jij komt uit Deventer. Waar kom jij vandaan? Jou – lijdend en meewerkend voorwerp en na een voorzetsel: Ik heb jou gisteren op de markt gezien.
Ezelsbruggetje: jouw of jou
Als je het kunt vervangen door het persoonlijk voornaamwoord “hem”, is het “jou”. Als je het kunt vervangen door het bezittelijk naamwoord “zijn”, is het “jouw”.
Het is uw verjaardag (met een w), dus het is ook jouw verjaardag (met een w). Maar: ik heb goed naar u geluisterd (zonder w), dus ook: ik heb goed naar jou geluisterd.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is jij de correcte vorm. Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is jou correct.
Jij versus jou
Het wordt dus 'Ik ben beter dan jij'. Waarom 'Ik ben beter dan jou' niet klopt, is omdat de volledige zin 'Ik ben beter dan jou bent' niet zou kloppen. Daarom is het altijd 'beter dan jij/hij/zij'.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is ik de correcte vorm. Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is mij correct. Die dubbele analyse is bijvoorbeeld mogelijk bij werkwoorden die een oordeel of waardering uitdrukken (zoals vinden, appreciëren, achten).
De juiste spelling is: Ik heb jou jouw auto zien parkeren. Jou is een persoonlijk voornaamwoord, jouw is een bezittelijk voornaamwoord.
Ja, het klopt dat bezittelijke voornaamwoorden zo kunnen klinken als je ze snel (of slordig) uitspreekt. Maar nee, het woord 'jou' gebruik je nooit wanneer het om een bezit gaat. Dan hoort er een w achter jou: jouw.
De correcte spelling is jouw naam. De spelling jou naam* is niet correct. In de combinatie jouw naam kunt u jouw vervangen door een ander bezittelijk voornaamwoord, bijvoorbeeld mijn, zijn of uw. Wat is jouw naam? (zoals Wat is zijn naam?)
Jouw dag is correct. In dit geval wordt “jouw” gevolgd door een zelfstandig naamwoord en er is sprake van een bezitsrelatie.
In het kort. Wanneer je verwijst naar een bezit (bezittelijk voornaamwoord), gebruik je 'jouw'. Wanneer je verwijst naar een persoon (persoonlijk voornaamwoord), gebruik je 'jou'.
'Is dit jouw jas of iemand anders jas? ' Is dit goed gespeld? ! Nee, er ontbreekt een apostrof: iemand anders' jas is juist.
Kort samengevat: Na een gelijkheid (stellende trap) schrijf je als. Na een ongelijkheid (vergrotende trap) schrijf je dan.
Wanneer gebruik je dan en wanneer als? Dan komt na een vergrotende trap en na anders en ander(e): groter dan, kleiner dan, anders dan. Als komt na vergelijkingen met zo en even: zo groot als, even klein als.
In de spreektaal komt je/jij wil (zonder t) vaak voor, net als in privéberichtjes en andere informele teksten. Over het algemeen krijgt je/jij wilt (mét t) in Nederland nog steeds de voorkeur in (zakelijke) teksten die bestemd zijn voor een breed publiek.
Dit is de regel: De stellende trap krijgt altijd als. De vergrotende trap krijgt altijd dan. Piet is beter dan Jan.
Het mag allebei. Uitleg: Het persoonlijk voornaamwoord 'u' drukte oorspronkelijk een derde persoon uit: 'u heeft'. Maar tegenwoordig wordt 'u' veelal als tweede persoon enkelvoud aangevoeld (net als 'jij') en dan is het 'u hebt'.
“Jou moeder kan niet koken”
Zo kun je dus zeggen: “Ik vind jou een lekker ding”. Maar wil je iets zeggen over een bezit, gebruik je 'jouw'.
'Ik wens jouw een mooi 2018' is geen juiste zin. Jouw is een bezittelijk voornaamwoord, dat past in een zin als 'Hopelijk wordt 2018 jouw jaar. ' Wie twijfelt tussen jou en jouw, kan het woord u of uw invullen: 'Hopelijk wordt 2018 uw jaar' is wel een goede zin, 'Ik wens uw een mooi 2018' niet.
De correcte vorm is bij jou thuis. Thuis is in deze constructie een bijwoord van plaats dat bij jou nader bepaalt: 'niet bij jou op het werk of bij jou op school, maar bij jou thuis'.