De kwetsbare verkeersdeelnemer is onbeschermd en loopt daarom meer risico. Het gaat om voetgangers, fietsers en bestuurders van een gemotoriseerd voertuig op twee wielen.
Onder kwetsbare verkeersdeelnemers verstaan we (elektrische) fietsers, voetgangers en tweewielers (zoals brommers en scooters; Strategisch Plan Verkeersveiligheid, 2018).
Verkeersdeelnemers zijn alle gebruikers van de openbare weg.
Onder verkeersdeelnemers vallen dus alle voetgangers, bestuurders van voertuigen maar ook hun passagiers. Verkeersdeelnemers kunnen we onderverdelen in verschillende groepen zoals: bestuurders en voetgangers.
Wanneer ben ik precies een kwetsbare verkeersdeelnemer? Voetgangers en fietsers worden gezien als kwetsbare verkeersdeelnemers. Let op: artikel 185 WvW geldt alleen als zij in een ongeval met een gemotoriseerd voertuig terecht komen! In een ongeval tussen een voetganger en een fietser is hier dus geen sprake van.
Fietsers en voetgangers behoren tot de groep van de zwakke weggebruikers. Daarom biedt de wet hun extra bescherming. Bestuurders mogen zwakke weggebruikers niet in gevaar brengen en moeten hun in de meeste gevallen voorrang verlenen. Zo moeten bestuurders bijvoorbeeld stoppen aan een zebrapad.
Weggebruikers: voetgangers, fietsers, bromfietsers, bestuurders van een gehandicaptenvoertuig, van een motorvoertuig of van een tram, ruiters, geleiders van rij- of trekdieren of vee, bestuurders van een bespannen of onbespannen wagen. Passagiers zijn geen weggebruikers.
Alle weggebruikers. Iedereen die van de weg gebruik maakt: voetgangers, fietsers, snorfietsers, bromfietsers, bestuurders van gehandicapten- voertuigen, van brommobielen, van motorvoertuigen of van een tram.
Deze bestuurders en voetgangers die een aanhangwagen voortbewegen die kennelijk bestemd is om door een motorvoertuig te worden voortbewogen, mogen voor het parkeren van hun voertuig tevens andere weggedeelten gebruiken, behalve het trottoir, het voetpad, het fietspad, het fiets/bromfietspad of het ruiterpad.
Als fietser of voetganger ben je kwetsbaar in het verkeer. Motorvoertuigen zijn groter, zwaarder en overheersend. Als het tot een aanrijding komt met een motorvoertuig zijn de lichamelijke gevolgen dikwijls zwaar. Daarom word je als fietser of voetganger als "zwakke weggebruiker" aanzien.
Toch worden scooters en brommers volgens de wet gelijk getrokken aan auto's. Het zijn allebei gemotoriseerde voertuigen. Ze worden niet als zwakkere verkeersdeelnemer gezien en krijgen daarom ook geen speciale bescherming vanuit de wet, zoals voetgangers en fietsers krijgen.
Onder verkeersdeelnemers verstaan we alle mensen die, op welke manier dan ook, aan het verkeer deelnemen. Een grote groep verkeersdeelnemers bestaat uit weggebruikers; oftewel iedereen die gebruik maakt van de weg. De groep van weggebruikers kun je onderverdelen in twee groepen: voetgangers.
Bestuurders zijn alle personen die aan het verkeer deelnemen met uitzondering van voetgangers. Voetgangers vallen hier dus niet onder.
Want bestuurders zijn alle weggebruikers behalve voetgangers. Denk dus aan fietsers, automobilisten, brommer- en motorrijders. Maar er zijn er nog meer. Iemand die op een paard zit, is ook een bestuurder.
Artikel 185 WVW regelt de speciale bescherming van deze zwakke verkeersdeelnemers bij een aanrijding met een sterke verkeersdeelnemer. Dit zijn bestuurders van gemotoriseerde voertuigen. Zwakke, niet-gemotoriseerde, verkeersdeelnemers hebben recht op een schadevergoeding van tenminste 50% van de totale schade.
Jaarlijks overlijden er zo'n vijftig motorrijders. De meeste dodelijke slachtoffers zijn tussen 40 en 49 jaar, van wie 95 procent man. Dit komt vooral doordat mannen vaker en meer motorrijden dan vrouwen.
Het gebruik van de autosnelweg is slechts toegestaan voor bestuurders van een motorvoertuig waarmee met een snelheid van ten minste 60 km/h mag en kan worden gereden.
Omdat motorrijders zwakke weggebruikers zijn, zijn zij kwetsbaar in het verkeer. Drie vierde van de motorongevallen gebeuren tussen april en oktober. Van alle weggebruikers zijn de motorrijders betrokken bij de meest dodelijke ongevallen.
In de wet staat dat een voetganger een weggebruiker is, maar geen bestuurder.
Een fietser is voor de wet een bestuurder. Daardoor gelden dezelfde voorrangsregels als voor andere bestuurders.
Hieronder vallen personenauto's, bedrijfsmotorvoertuigen (bestelauto's, vrachtauto's, trekkers, speciale voertuigen, bussen), motorfietsen en voertuigen met een bromfietskenteken. Op rails rijdende voertuigen en fietsen met trapondersteuning vallen hier niet onder.
Bestuurders van motorvoertuigen, geleiders van rij-, trekdieren of vee, bestuurders van een bespannen of onbespannen wagen gebruiken de rijbaan. Ook een brommobiel moet verplicht gebruik te maken van de rijbaan.
Volgens onze verkeerswetgeving (Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990) zijn ruiters en koetsiers bestuurders. Dat geldt ook voor geleiders van rij- en trekdieren en vee. Bestuurders zijn immers alle weggebruikers, behalve voetgangers.
Alle weggebruikers moeten bestuurders van een voorrangsvoertuig voor laten gaan. Bestuurders die afslaan, moeten het verkeer voor laten gaan dat hun op dezelfde weg tegemoetkomt of dat zich op dezelfde weg naast, links of rechts dicht achter hen bevindt, voor laten gaan.
Voetgangers zijn wel verkeer, maar geen bestuurders. Bij de regel 'rechtdoorgaand verkeer op dezelfde weg gaat voor afslaand verkeer', geldt dit ook voor voetgangers. Een auto die de hoek om gaat moet voorrang geven aan een voetganger die op diezelfde weg loopt en niet afslaat.