Als je de breuk hebt vereenvoudigd, dan heb je de uitkomst van de som. In dit geval is 0,60 gelijk aan de breuk 3⁄5 . Bepaal het kommagetal.
Als je de teller van 3⁄4 deelt met de noemer ( 3 : 4 = ) dan is deze breuk gelijk aan het kommagetal 0,75. In dit geval is de breuk 3⁄4 dus gelijk aan het kommagetal 0,75.
2/5 deel is 40% en is ook 0,40. (De nullen achteraan een kommagetal mag je weglaten. Je kunt de 0,10 en 0,40 dus ook veranderen in 0,1 en 0,4.
Bij het omrekenen van een breuk naar procenten kun je ook gebruik maken van het kommagetal van de breuk: 1/5 deel = 0,2 × 100 % = 20 %
Een kommagetal is een getal dat niet heel is. Het is een breuk. Voor de komma staan de helen, achter de komma staat de breuk. De cijfers achter de komma staan voor de tienden, honderdsten, duizendsten, enzovoort.
Als je kommagetallen vermenigvuldigt is de uitkomst ook een kommagetal. De som van het aantal cijfers achter de komma is het totaal aantal cijfers achter de komma van de getallen die je vermenigvuldigt. Bijvoorbeeld de uitkomst van 3,12 · 0,4 krijgt 3 getallen achter de komma.
Het kommagetal 0,33333 is daarom slechts een benadering van de breuk 1/3. Het kommagetal 0,3333333333 is een nauwkeurigere benadering, met 10 cijfers achter de komma. De getallen achter de komma worden ook wel decimalen genoemd.
12,5% is gelijk aan het kommagetal 0,125.
(twee derde), ook geschreven als 2/3 (2/3) en 2:3. We noemen zulke getallen breuken. We schrijven het als een streep, de breuk- of deelstreep, met een getal erboven en een getal eronder. Ook wordt de breuk wel op een lijn geschreven, met een schuine breukstreep.
Je kind heeft dan uitgerekend hoeveel procent 1/5 deel van 100 is. Omdat het hier om 4/5 deel gaat, moet je kind de uitkomst met de teller (4) vermenigvuldigen. De breuk 4/5 staat dus gelijk aan 80%. Hoe bereken je een procentuele verandering?
Een hele is verdeeld in acht gelijke stukken, oftewel: 1 : 8 =. Daar hoort het kommagetal 0,125 en het percentage 12,5% bij.
Wanneer iets 1/3 deel is van iets anders, kan je de breuk omzetten naar een kommagetal: 1/3 = 0,33... Dit wil dan zeggen dat het ongeveer 33 % zal zijn. (Het kommagetal x 100, dus.)
Het kommagetal dat bij het percentage 37,5% hoort is dus 0,375. Het percentage dat bij het kommagetal 0,375 hoort is dus 37,5%.
In een kommagetal staan achter de komma eerst de tienden, dan de honderdsten dan de duizendsten enzovoort. 8,6 betekent dus 8 helen en 6 tienden. We zeggen: acht komma zes of acht zes tienden. 4,28 betekent dus 4 helen, 2 tienden, en 8 honderdsten.
Kijk altijd 1 cijfer achter de komma verder om te bepalen of je naar beneden of boven moet afronden. 0, 1, 2, 3, 4 = naar beneden afronden. 5, 6, 7, 8, 9 = naar boven afronden.
Een tiende deel, 1/10, is 10%, en 3/10 is dus 30%.
Gehele getallen zijn alle getallen waar geen komma of breuk achter staat. Vanaf 0 is dat dus 1 2 3 4 5 6 enz.
Procenten wat zijn dat
Een procent is een honderdste deel We gebruiken een % teken om het aan te geven. Dus 15 procent is hetzelfde als 15%, 0.15, 15/100 of vijftien honderdsten. Zo simpel is het!
Wanneer iets 1 / 3 deel is van iets anders, kan je de breuk omzetten naar een kommagetal: 1 / 3 = 0,33. Dit wil dan zeggen dat het ongeveer 33 % zal zijn. (Het kommagetal x 100, dus.) Dit is logisch, aangezien een 'geheel' steeds 100 % is.
Procent betekent per 100. We delen het percentage dus door 100 om het decimale getal met dezelfde waarde te krijgen. Daarna verwijderen we het procentteken (%). 65% kunnen we bijvoorbeeld in een decimaal getal omzetten door 65÷100 te berekenen.
[3/4] is drie keer zoveel, dus [3/4] = [9/12]. Hoeveel twaalfden is [5/6]? We hadden al gezien: [1/6] = [2/12]. [5/6] is vijf keer zoveel, dus [5/6] = [10/12].
De verhouding 2 : 3 komt overeen met een breuk van 2/3. Dit geeft 0,6666... en afgerond is dat 0,667 op drie decimalen nauwkeurig. In procenten is dat 66,7%.
Het omgekeerde van een geheel getal, is een breuk met dat getal als noemer en 1 als teller (dus het omgekeerde van 2 is 1/2). Het omgekeerde van een samengestelde breuk kun je vinden door eerst een gewone breuk te maken (bv: 1 1/2 = 3/2 en het omgekeerde daarvan is 2/3).