Hoofdgedachte: in 1 zin samengevat waar de tekst over gaat, het is altijd de eerste, tweede of laatste zin van een alinea Kernzin: de zin waar de belangrijkste informatie in staat Hoofdzaken: belangrijkste in 1 zin.
Het belangrijkste wat over het onderwerp wordt geschreven is de hoofdgedachte van de tekst. De hoofdgedachte geeft antwoord op de vraag: 'Wat is het onderwerp en wat wordt er over het onderwerp gezegd? '. Vaak kan de hoofdgedachte in één zin worden weergeven.
Een hoofdzaak is iets anders dan de hoofdgedachte. De hoofdgedachte is het antwoord op de vraag: Wat wordt er in deze tekst gezegd over het onderwerp? De hoofdgedachte is één zin. Een tekst bevat daarentegen meerdere hoofdzaken.
Voorbeeld kernzin achteraan
heb ik een laptop bij u besteld. Dat is nu vijf maanden geleden en ik heb nog niets ontvangen. Ook reageert u niet op mijn telefoontjes en e-mails. Daarom annuleer ik mijn bestelling.
hoofdgedachte – Elke tekst heeft een hoofdgedachte, De hoofdgedachte van een tekst is het belangrijkste wat je over het onderwerp wilt vertellen, datgene wat de lezer absoluut moet onthouden. De hoofdgedachte is één mededelende zin (dus géén vraag).
De hoofdgedachte van een tekst is de belangrijkste gedachte die de schrijver over het onderwerp heeft. Een hoofdgedachte bestaat uit één of twee zinnen. Het kunnen vinden van de hoofdgedachte van een tekst is belangrijk bij het oefenen van begrijpend lezen.
Waar vind je de kernzin? Een kernzin staat altijd aan het begin of aan het einde van een alinea. Bij het maken van een examenvraag is het dus belangrijk dat je tijdens het scannen van een tekst altijd de eerste en de laatste zin van elke alinea leest.
Met de hoofdzaak te eindigen in de laatste alinea. In de kernzin staat dus vaak de hoofdzaak. de andere zinnen bevatten bijzaken. Die zeggen meestal iets over de hoofdzaak. Een kernzin is dan vaak de eerste of de laatste zin van de alinea.
Kernzin aan het begin van de alinea
De kernzin van de alinea staat meestal aan het begin: het is de eerste of tweede zin. Zo ziet de lezer meteen waar de alinea over gaat. De rest van de alinea werkt de hoofdgedachte uit de kernzin verder uit.
Als je het onderwerp van een tekst hebt gevonden, kun je jezelf de volgende vraag stellen: Wat wordt er in deze tekst verteld over [onderwerp X]? Wanneer het je gelukt is om het antwoord op deze vraag goed samengevat in één zin te formuleren, dan heb je de hoofdgedachte van de tekst te pakken.
Alle belangrijke informatie die over een onderwerp wordt gegeven, noem je hoofdzaken. Minder belangrijke dingen noem je bijzaken.
De kernzin van een alinea is de zin die de hoofdgedachte van de alinea bevat. Vaak is de eerste zin van de alinea de kernzin, maar ook de tweede zin of de laatste zin van de alinea kan kernzin zijn. Een enkele keer staat de kernzin in het midden van de alinea.
Het onderwerp van een tekst geeft aan waar de tekst over gaat. Het onderwerp van een tekst kun je vaak met één of enkele woorden opnoemen.
Leesstrategieën zijn alle handelingen die een lezer onderneemt om op een effectieve en efficiënte manier een leesdoel te bereiken. Er zijn verschillende leesdoelen, maar op school is het leesdoel vaak om de tekst te begrijpen.
- Een alinea kan beginnen met een kernzin én eindigen met een kernzin. De alinea opent met de belangrijkste mededeling en aan het eind van die alinea wordt datzelfde nog een keer gezegd in iets andere woorden. - Soms is er niet één kernzin, maar zijn er twee.
In de kernzin werk je dus een deel van (het antwoord op) de vraag die in het tekstdeel besproken wordt uit.
Een deelonderwerp kan worden aangekondigd door een structurerende zin of door een tussenkopje. Vaak wordt een deelonderwerp geformuleerd als vraag. Kernzinnen Elke tekst is opgebouwd in alinea's. Een goede alinea bevat één hoofdgedachte doe in één zin geformuleerd is: de kernzin.
Kernzinnen geven jou de belangrijkste informatie uit een alinea. Zo krijg je al snel een idee van waar de tekst over gaat. Kernzinnen staan vaak helemaal aan het begin of helemaal aan het einde van een alinea. Met signaalwoorden leidt de schrijver jou als lezer door de tekst heen.
Een alinea bevat één kerngedachte of kernthema, uitgedrukt in een (of twee) kernzinnen. Een alinea is altijd langer dan 1 zin.
Je kan het kernwoord van een zin eenvoudig vinden door de vraag te stellen: Wie of wat voert de actie uit die door de zin wordt beschreven? In jouw voorbeeld voert "de commissie" de actie van de zin uit: deze (commissie) presenteert namelijk het rapport.
In een uiteenzetting geef je veel feiten en daarnaast uitleg. De uitleg speelt een belangrijke rol. Omdat het schrijfdoel informeren is, blijf je objectief. De hoofdgedachte van een uiteenzetting is een constatering.
Beschouwing (Opiniërend)
De hoofdgedachte van een beschouwing is een open vraag. De schrijver vraagt zich iets af en komt al schrijvend / denkend wel of niet tot een mening.