Een piek was de benaming van een Nederlandse munt van één gulden. Op de guldenmunten werd vanaf het einde van de zeventiende eeuw de Hollandse maagd afgebeeld. Deze symbolische vrouw droeg een lans of piek, met daarop een vrijheidshoed.
De Watt piek zet je om in kilowatt uur per jaar door de WP te vermenigvuldigen met factor 0.85. Een voorbeeld hiervan is een zonnepaneel met een 200WP, deze zal dus een te verwachten jaarlijkse energie productie hebben van 0.85*200 =170kWh.
In de periode 1861-1909 was er een geelkleurig bankbiljet van 25 gulden dat in de volksmond ook 'geeltje' werd genoemd. Deze benaming voor 25 gulden bleef na 1909 nog lang in gebruik, alhoewel er geen uiterlijk verband meer met het briefje was en er in 1982 zelfs een ander geelkleurig biljet in omloop kwam (50 gulden).
Een joetje (of joet, joedje, juutje) is tien gulden.
Informele benaming voor een gulden. De gulden was vanaf de Middeleeuwen tot de invoering van de euro in januari 2002 een Nederlandse munteenheid en wettig betaalmiddel. De naam wordt ook nog wel gebruikt voor euro's (1 piek = 1 euro): "Geef me een piek" of "Dat kost vijftien piek".
Een piekenier is een soldaat die vocht met een piek, een soort lange lans met een lengte van 3 tot soms 5 meter.
De piek (ja, niet als laatste!)
Wist je dat je een kerstboom het beste van boven naar beneden kunt optuigen? De reden: zo voorkom je dat je kerstballen of andere kerstboomversiering er per ongeluk vanaf stoot.
Anderen denken dan juist weer met nostalgische gevoelens terug aan deze door Oxenaar ontworpen serie. Bekende biljetten die ingevoerd werden, waren de zonnebloem (50 gulden), snip (100 gulden) en de vuurtoren (250 gulden).
[Soldatentaal, 1914] geldstuk, een cent.
Piektarief is het tarief dat u betaalt voor de stroom die u overdag tussen 07:00 en 23:00 uur gebruikt. Daltarief is het tarief voor de elektriciteit die u 's nachts tussen 23:00 en 07:00 uur, in het weekend en op feestdagen afneemt.
Andere waren fluitje (1 cent), handje (5), deuppie (10), dubbeldeuppie (20), halfom (50), kleb (kleinste eurobiljet, 5 euro), blauwtje (20 euro), hulk (100), dubbeldekker (200) en eurotop (500).
Volgens styliste Anouk Berger is er één item dat we dit jaar beslist achterwege moeten laten. De piek is volgens Berger absoluut taboe. "Een mooi versierde boom vertelt een verhaal met een open einde. Een onbedekte boomtop staat daar symbool voor." Aldus de styliste.
De eerste pieken hadden de vorm van een ster. De ster verwees naar de ster die de Drie Koningen de weg wees naar de geboortestal van Jezus. In veel landen, zoals bijvoorbeeld Amerika, wordt de top van de kerstboom vaak nog steeds versierd met een ster.
Lametta (verkleinwoord van het Italiaanse lama „metaalblad“) bestaat uit smalle, dunne, glinsterende metaalstroken en is een traditionele versiering voor in de kerstboom.
10 gulden-munt = (200 stuivers)
De naam voor het biljet van 1000 gulden is ontstaan na 1860 toen het eerste biljet van 1000 gulden gedrukt werd. De naam rode rug had het biljet te danken aan de rode achter- kant.
Betekenis-definitie rug: Bargoens: bankbiljet van duizend (gulden of euro). Ook: rooie rug of rooie.
Tegenwoordig ook, maar niet frequent, gebruikt voor 100 euro. In de volkstaal wordt ook 'een bankje' of een snip (naar de afbeelding op het 100-guldenbiljet) gebruikt voor ditzelfde bedrag.
- Bas of beissie (naast 'dubbeltje' ook 'vijf gulden'). De namen komen waarschijnlijk van beis (Jiddisch) of bet (Hebreeuws), de aanduiding voor de letter B met 'twee' als getalswaarde. Een bas knaken is vijf gulden. Ook kan met beissie een dubbele stuiver, een dubbeltje dus, bedoeld worden.