Vasodilatatie is het verwijden van de bloedvaten door middel van de daar aanwezige spieren. Het doel hierbij is de bloeddruk te verlagen. Dit kan nodig zijn bij onder andere een te groot extracellulair volume, wanneer men ligt en/of slaapt en bij een hoge omgevingstemperatuur.
Het woord vasoconstrictie geeft aan dat er sprake is van een verkramping van de wand van een bloedvat, waardoor dit bloedvat tijdelijk nauwer is dan gebruikelijk. Het woord cerebraal betekent hersenen. Het woord reversibel geeft aan dat de verkramping van de bloedvaten tijdelijk aanwezig is en ook weer verdwijnt.
Vasoconstrictie kan ook klinische symptomen veroorzaken zoals ischemie. Wanneer vasoconstrictie een chronische aandoening is kan dit leiden tot hypertensie (hoge bloeddruk). In tegenstelling tot vasoconstrictie staat vasodilatatie, hier vernauwt de gladde spierlaag niet, maar relaxeert ze net.
Stadium 1 van hemostase: vasoconstrictie (vaatsysteem)
treedt op bij beschadiging van een bloedvat; ontstaat door een lokale spierspasme (vaatspasme) van het vat en tromboxaan A2 (vasoconstrictor uit trombocyten); grotere beschadiging geeft een sterker vaatspasme (snijwond bloedt meer dan een grote vaatruptuur).
Vaatverwijders zorgen ervoor dat het bloed beter door de vaten naar het hart stroomt. Deze worden bijvoorbeeld gebruikt bij angina pectoris en hartfalen. Er zijn drie soorten vaatverwijders: nitraten, ACE-remmers en calciumantagonisten. Bloedverdunners zorgen ervoor dat het bloed minder snel stolt.
Regelmatig paracetamolgebruik verhoogt bloeddruk en daarmee CV-risico. Een regelmatige dagelijkse inname van 4 gram paracetamol per dag verhoogt de systolische bloeddruk met zo'n 5 mm HG bij personen met hypertensie. Dit gaat tevens gepaard met een toename van het cardiovasculaire (CV-) risico.
Een septische shock is een distributieve shock die ontstaat als er bacteriën in de bloedbaan komen (sepsis) en aanleiding geven tot prikkeling van de vaatwand. Het lichaam reageert hierop met vasodilatatie, het openzetten van de bloedvaten. Dit leidt tot een lage bloeddruk en een versnelde pols.
Er zijn ook mensen met een bloedstollingsziekte, waarbij het bloed te snel stolt en hun bloedvaten dicht kunnen gaan zitten door een bloedprop (trombose). Ook deze categorie bloedstollingsziektes is – bij een niet adequate en snelle behandeling – in potentie levensgevaarlijk.
Voor een goede stolling zijn bloedplaatjes (thrombocyten) en stollingseiwitten (stollingsfactoren nodig). De bloedplaatjes worden door het beenmerg gemaakt en de stollingseiwitten door de lever.
Je nieren regelen ook je bloeddruk. Dit doen ze samen met andere organen, waaronder je hart. Als je nieren niet goed werken, kan dat een hoge bloeddruk veroorzaken of verergeren. Dat is schadelijk voor je organen (hersenen, hart en nieren) en verhoogt de kans op hart- en vaatziekten.
Naast de bloeddruk heeft ook de arteriële CO2-spanning (via snelle pH-veranderingen) een grote invloed op de cerebrale vaten. Hypercapnie veroorzaakt vasodilatatie met toename van de perfusie, hypocapnie leidt tot vasoconstrictie met afname van de perfusie.
Haarvaten: je dunste en kleinste aders. Sommige haarvaten zijn zo klein dat er niet eens een rode bloedcellen die erdoorheen gaan van vorm moeten veranderen om door je haarvat te passen. Klein, maar fijn! Want ook je haarvaten zijn enorm belangrijk in het transport van zuurstof en de afvoer van afvalstoffen.
Het autonome zenuwstelsel regelt vanuit de hersenen onder andere de ademhaling, hartslag en de bloeddruk. Dat gebeurt automatisch door middel van prikkels. U heeft daar geen invloed op. Het prikkelgeleidingssysteem is de elektrische bekabeling van ons hart.
De aorta of grote lichaamsslagader is het grootste bloedvat van het lichaam. De aorta vertakt zich tot steeds kleinere bloedvaten en uiteindelijk tot haarvaten. Het hart krijgt zuurstof en voedingsstoffen via de kransslagaders. Deze slagaders liggen als een krans rond het hart.
Renine of angiotensinogenase is een door de nieren geproduceerd proteolytisch enzym dat voornamelijk wordt gevormd in het juxtaglomerulaire apparaat. Dit enzym kan, mits falend, indirect op lange termijn de bloeddruk ontregelen. Renine is een belangrijke regulator van het renine-angiotensine-aldosteronsysteem (RAAS).
“Het bloed wordt dun” is beeldspraak. Het betekent dat men onder invloed van alcohol sneller en langer bloedt. Die oorzaak ligt bij de bloedplaatjes. Bloedplaatjes bevatten stoffen die ervoor zorgen dat bloed stolt en het bloed een bepaalde stroperigheid (viscositeit) heeft.
Als bloed langzamer stroomt of stilstaat, dan gaat het stollen. Stollen zorgt er vervolgens voor dat het bloed gaat klonteren: zo ontstaan bloedstolsels. En wanneer u bloedstolsels heeft, is het risico op trombose groter.
Een lage Hb-waarde is meestal erfelijk bepaald, maar kan ook komen door bloedverlies of een tekort aan ijzer, vitamine B12 of foliumzuur. Vaak doneren kan ook een oorzaak zijn van een lage hemoglobinewaarde.
Shock: don'ts
Een shock slachtoffer eten of drinken geven. Het lichaam vermindert de bloedtoevoer naar de maag en darmen. Het geven van eten of drinken kan er voor zorgen dat de spijsvertering weer op gang komt. Ook kan het slachtoffer gaan braken.
Sommige mensen krijgen een lage bloeddruk en een hoge hartslag door sepsis. Dit heet een septische shock. Die ontstaat doordat door de sepsis de bloedvaten uitzetten. Hierdoor daalt de bloeddruk sterk.
De twee meest voorkomende ontstekingsremmers waren Ibuprofen (Brufen) en diclofenac (Voltaren). Het blijkt dat de inname van een ontstekingsremmer in de maand voor het incident de kans op een hartstilstand deed stijgen met 31%. Diclofenac verhoogde het risico sterker (50%) dan ibuprofen (31%).
Dit medicijn brengt de snelheid en de kracht waarmee het hart klopt terug tot een aanvaardbaar niveau. Hierdoor heeft het hart minder zuurstof nodig. Dit vermindert de kans op een angina pectoris-aanval. De werking van een gewone tablet metoprolol begint binnen één uur na inname en houdt zes tot twaalf uur aan.
Volwassenen. Oraal: gewone tablet, tabletten met gereguleerde afgifte tartraat: gebruikelijke dosering 100–200 mg/dag in 1–2 doses, max. 400 mg per dag. Tabletten met gereguleerde afgifte succinaat: begindosering 50 mg 1×/dag 's ochtends; bij onvoldoende effect verhogen tot 100 mg 1×/dag, eventueel 200 mg 1×/dag.