Onze tijdsindeling komt vermoedelijk van de Babyloniërs af, die dag en nacht elk indeelden in drie waken die elk zo'n vier uur duurden. Een wake was onderverdeeld in 60 uš, de tijd waarin de hemelsfeer 1 booggraad doordraait (4 minuten in onze telling). Een uš was weer onderverdeeld in 60 ninda, ongeveer 4 seconden.
Doordat Egypte dichter bij de evenaar ligt is het verschil in de lengte van de dagen (en dus de uren) niet zo groot als bij ons. Via de latere beschavingen van de Grieken en de Romeinen kwamen deze twee verschillende invloeden bij ons in Europa terecht. En daarom kennen wij een dag van 24 uur en uren van 60 minuten.
De tijd bijhouden begon met zonnewijzers
Zonnewijzers waren het eerste tijdmeetinstrument. De oudst bekende is van rond 1500 voor Christus. Onze tijd, de uren en minuten, werden bedacht door middeleeuwse astronomen. Zij grepen terug op de Babyloniërs, die telden in zestigtallen in de wiskunde en astronomie.
Tellen in zestallen
Die deden al hun berekeningen in een zestallig stelsel. Deze verdeling werd overgenomen door de Grieken en later aan de Romeinen. De Grieken bepaalden dat een dag 24 uur heeft. Het grappige was dat zij altijd 12 uur aan de nacht en 12 uur aan dag gaven.
Er is niet een persoon die de tijd heeft bepaald. In de loop der jaren is het meten van tijd steeds verder ontwikkeld. Vroeger werd de stand van de sterrenhemel gebruikt als uitgangspunt voor de tijd. Overdag werden er zonnewijzers gebruikt en 's nachts bijvoorbeeld een zandloper.
Mechanische klokken
Het oudste uurwerk dat gevonden is, stamt uit 1386, en werd gevonden in Engeland; deze hangt nu aan de Salisbury Kathedraal. Met behulp van tandwielen en gewichtjes kon men een klok met wijzers laten draaien en zo het verstrijken van de tijd laten aangeven.
De uitvinding van de mechanische klok wordt toegeschreven aan de Fransman Gerbert (later paus Silvester II), die leefde rond de 10e eeuw. Tot aan de Nieuwe Tijd was een klok de ingewikkeldste machine die men kon maken.
Een minuut telt zestig seconden en een uur zestig minuten. Waarschijnlijk is het getal 60 gekozen omdat dit gemakkelijk verdeelbaar is in gehele delen. Een halve minuut is 30 seconden, een derde minuut is 20 seconden, een kwart 15, een vijfde 12, een zesde 10 enzovoort.
Maar om er nou voor te zorgen dat de dag altijd op precies hetzelfde moment begon bedachten sterrenkundigen iets slims. Ze begonnen met het tellen vanaf middernacht, 0 uur dus, met twaalf uren voor en twaalf uren na het middaguur. Daarom heeft onze klok dus 12 uren. En dat doen we dus nog steeds, overal ter wereld.
De wintertijd is de echte tijd, die loopt van de laatste zondag van oktober tot en met de laatste zondag van maart. Zomertijd is de tijd die gedurende de lente, zomer en vroege herfst wordt aangehouden door de klok een uur vooruit te zetten; d.w.z. de klok een uur voor te laten lopen op de wintertijd (de echte tijd).
De eerste die met een echt serieus plan kwam voor zomer- en wintertijd was de Brit William Willett (1856–1915). In 1907 kwam hij met het plan om de klok in de lente op vier opeenvolgende zondagen steeds twintig minuten vooruit te zetten.
Omdat de aarde draait, hebben wij dagen en nachten. Het ene moment zitten we aan de kant van de bol waar het zonlicht op schijnt. Het andere moment zitten we aan de schaduwzijde. Zo ontstaan dus dag en nacht.
Een dag als tijdsinterval duurt 24 uur, begint om middernacht en bevat alle vier de dagdelen, te weten: nacht, ochtend, middag en avond. De term etmaal wordt ook vaak in deze betekenis gebruikt.
De seconde is de internationale standaardeenheid van tijd. Ze is sinds 1967 gedefinieerd als de duur van 9 192 631 770 perioden van de straling die correspondeert met de overgang tussen de twee hyperfijnenergieniveaus van de grondtoestand van een cesium-133-atoom in rust bij een temperatuur van 0 K.
Antwoord van de Bieb:De algemene en veelgehoorde verklaring is dat de wijzers dan in een stand staan die doet denken aan een smile. Dit zou positief zijn voor de verkoop.
Volgens een beroemd horlogemerk, waarvan de horloges altijd op 10.09.36 staan, stonden de wijzers vroeger ook wel op 8:20 uur. Het bleek echter dat dit de wijzerplaat een droevig 'gezicht' gaf. Om het horloge vrolijker te laten kijken, koos men daarom voor 10:10 uur. Zo lijken de wijzers op een glimlach.
Het heeft te maken met de UTC tijd. Doordat het tijdstip van overgang gekoppeld is aan 01:00 UTC wordt in alle Europese tijdzones (west, centraal en oost) de klok op hetzelfde moment verzet. Heeft niets te maken of mensen slapen of niet.
Het woord AM vaak ook A.M. staat voor Ante Meridiem en is Latijn dat je letterlijk kan vertalen naar “voor de middag“. AM staat daarom voor de tijdaanduiding van voor de middag en loopt van 12 uur 's nachts tot 12 uur 's middags.
uur: 1 uur = 60 minuten = 60 × 60 seconden = 3600 s.
Die urennormen zijn uitgedrukt in 'gewone' uren van 60 minuten. Dat is niet hetzelfde als een lesuur. Scholen bepalen zelf hoe lang een lesuur duurt. Een lesuur kan dus 50 minuten duren, maar ook bijvoorbeeld 45, 60 of 75 minuten.
De uitvinding van de mechanische klok wordt toegeschreven aan de Fransman Gerbert (later Paus Sylvester II), die leefde rond de 10e eeuw. Tot aan de Nieuwe Tijd was een klok de ingewikkeldste machine die men kon maken.
Op het Noordelijk halfrond beweegt de zon van links naar rechts. De zon gaat links (in het oosten) op en gaat rechts (in het westen) weer onder. Omdat de wijzers van een klok zo gemaakt zijn dat ze de beweging van de zon in de lucht volgen, bewegen de wijzers van links naar rechts, via de bovenkant van de klok.
Heel lang geleden wisten mensen hoe laat het was door te kijken naar de stand van de zon, dat was hun versie van een klok. Zo wisten de mensen vroeger wanneer ze wakker moesten worden en wanneer ze moesten slapen, ook wisten ze zo wanneer ze moesten eten. Later kwam er een soort klok, de zogenaamde zonnewijzer.