In een tekst kan een chronologisch verband voorkomen. Dit herken je aan signaalwoorden zoals: vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, dadelijk, terwijl, intussen, tijdens, inmiddels, sinds.
Signaalwoorden zijn woorden die een bepaalde samenhang aanduiden, zoals want, omdat, maar, bijvoorbeeld, dus en tot slot. Hieronder staat een lijst met voorbeelden van signaalwoorden. Signaalwoorden geven een signaal aan de lezer: 'Let op, er komt nu een nieuw onderwerp' bijvoorbeeld.
Signaalwoorden: als, indien, wanneer, mits, op voorwaarde dat, tenzij. Iemand beweert in een tekstdeel iets, maar relativeert dat in een volgend tekstdeel.
Een signaalwoord toont het verband tussen zinnen of alinea's aan. Het signaalwoord vertelt je wat de zinnen of alinea's met elkaar te maken hebben. Door het gebruik van signaalwoorden is een tekst makkelijker te lezen; ze geven structuur aan de tekst en zorgen voor samenhang tussen de alinea's.
Hoe leer je signaalwoorden? Het eerste wat ik je kan vertellen is dat het stampen, stampen, stampen en herhalen, herhalen, herhalen is. Wat ik vaak doe is dat ik de woordenlijst erbij pak en de woorden een keer overschrijf op papier. Dit zorgt ervoor dat de woorden al in mijn hoofd komen.
Een signaalwoord van plaats geeft aan waar iets gebeurd is. Voorbeelden van signaalwoorden van plaats zijn hier, daar, waarop en waarin. Een signaalwoord van tegenstelling geeft aan dat er twee tegenovergestelde dingen gebeuren. Voorbeelden van tegenstellende signaalwoorden zijn: maar, hoewel, tenzij en toch.
Een signaalwoord is letterlijk een woord dat een signaal geeft. Een seintje dus, zodat je weet dat de alinea's of zinnen iets met elkaar te maken hebben. Het signaalwoord dat wordt gebruikt, vertelt je welk verband er is tussen de twee stukjes tekst.
Verwijswoorden zijn handig, want ze voorkomen dat je steeds dezelfde woorden moet gebruiken. Verbindingswoorden geven aan hoe onderdelen van een tekst met elkaar samenhangen. Signaalwoorden geven de lezer een signaal of aanwijzing voor de manier waarop de informatie gekoppeld moet worden aan het voorgaande.
Signaalwoorden van een oorzaak of gevolg zijn bijvoorbeeld: hierdoor. daardoor. doordat.
te, door te, door middel van, met behulp van, opdat, daarmee, daartoe, met als doel, daarvoor.
Veel verbindingswoorden en signaalwoorden worden gebruikt om een voorbeeld of toelichting te introduceren. In de tekst staat een uitspraak en daarna volgen een of meerdere voorbeelden. Veelvoorkomende verbindings- en signaalwoorden in deze categorie zijn “bijvoorbeeld”, “zo”, “zoals”, “onder andere”, en “waaronder”.
Signaalwoorden van argumentatie: voor het standpunt: naar mijn mening, concluderend, kortom, dus. voor argumenten die losstaan van andere argumenten: ten eerste…, overigens, nog afgezien van, trouwens. voor argumenten die horen bij andere argumenten: daarbij komt, vooral ook, omdat.
Een vergelijkend verband is een vergelijking tussen zinnen of alinea's aanduidt. Signaalwoorden die zo'n verband kunnen aanduiden zijn: anders dan, vergeleken met, in tegenstelling tot, zoals, dan, als.. Voorbeeld: "Vergeleken met vorig jaar zijn de temperaturen in de Alpen nu een stuk hoger."
verband (bouwkunde), een term uit de bouwkunde. oorzakelijkheid, de verhouding tussen oorzaak en gevolg. relatie, een verhouding tussen meestal twee (soms meerdere) personen, concepten, verschijnselen of dingen.
Een opsomming kan voorkomen in één zin en in meerdere zinnen. Mijn moeder wil groenten en fruit kopen. Verder brood en daarnaast wat broodbeleg en tot slot een paar toetjes.
Verschillende voorbeelden van verwijswoorden
Een aantal voorbeelden: Ik, jij, u, hij, zij, het, wij, jullie, zij, me, mij, jou, hem, haar, ons, hen, hun, mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons. deze, die, dit, dat, wie, wat. toen, daar, hier.
Verbindingswoorden of signaalwoorden verbinden zinnen of tekstdelen en geven aan wat voor verband er tussen die zinnen of tekstdelen bestaat. Ze 'signaleren' bijvoorbeeld een volgorde in de tijd, een opsomming, een tegenstelling, een voorwaarde of een oorzaak-gevolgrelatie.
Een uitleggend- of toelichtend verband is een zins- of alineaverband dat een verklaring tussen zinnen of alinea's aanduidt. Signaalwoorden die zo'n verband kunnen aanduiden zijn: namelijk, dat wil zeggen, zo, met andere woorden, bijvoorbeeld, ter toelichting.
In dit voorbeeld weet je dankzij het signaalwoord omdat dat er een argument komt. In bovenstaand voorbeeld gaat het om een voorbeeld, want er wordt een voorbeeld gegeven van wat de persoon wil (dezelfde auto als zijn buren). Signaalwoorden van argument zijn bijvoorbeeld: omdat.
eerst, dan, daarna, vervolgens, tenslotte, ook, niet alleen ... maar ook, verder, nog, daarnaast, zowel ... als ..., ten eerste ...
Voegwoorden. Een woord dat aangeeft dat er een verband bestaat tussen twee woorden, woordgroepen of zinnen is een voegwoord. Signaalwoord: een voegwoord dat in een zin of in een tekst een signaal geeft. Het geeft aan dat binnen de zin of binnen de tekst een verband bestaat.
Signaalwoorden zijn doordat, omdat, op deze manier, namelijk etc. Het zijn woorden waarmee je zinnen met elkaar verbindt en waarmee je aangeeft dat er een relatie is tussen deze zinnen.
Signaalwoorden zijn woorden zoals toen, of, maar, ook, of, dus, daardoor, ondanks, daarnaast en tegelijkertijd. Je gebruikt ze om je lezer te laten zien wat het verband is tussen verschillende zinsdelen, zinnen en alinea's.
Een middel-doelverband is een zins- of alineaverband dat een middel-doel tussen zinnen of alinea's aanduidt. Signaalwoorden die zo'n verband kunnen aanduiden zijn: waarmee, daarmee, met dat doel, het doel is, door middel van, om, om te, met behulp van.