Toch zijn combinaties zoals groter als, liever als, anders als niet voor iedereen aanvaardbaar. In verzorgde spreek- en schrijftaal is het aan te raden om groter dan, liever dan, anders dan enzovoort te gebruiken.
De correcte vorm is kleiner dan. Het gaat hier om een vergelijking met een vergrotende trap (kleiner), waardoor je “dan” moet gebruiken.
Wanneer gebruik je dan en wanneer als? Dan komt na een vergrotende trap en na anders en ander(e): groter dan, kleiner dan, anders dan. Als komt na vergelijkingen met zo en even: zo groot als, even klein als.
In verzorgde schrijftaal is dan de aan te bevelen vorm na een vergrotende trap (zoals jonger, beter, liever) en na anders en combinaties met ander(e). Als gebruiken we na de woorden even, (net) zo, evenveel, (net) zoveel, hetzelfde en dezelfde.
Het verschil is dat je bij het woordje 'dan' een verschil aanduidt. Iets of iemand is 'groter' of 'anders dan'. Bij het woord 'als' maak je een vergelijking en is er dus een overeenkomst.
In de meeste gevallen is het aan te bevelen om na een vergrotende trap (zoals jonger, beter, groter) + dan de vorm jij te gebruiken, omdat de zin een onderwerpsvorm vereist.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is ik de correcte vorm. Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is mij correct.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is jij de correcte vorm. Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is jou correct. Die dubbele analyse is bijvoorbeeld mogelijk in zinnen met een meewerkend voorwerp.
Als deze bijzinnen aan de hoofdzin voorafgaan, kan de hoofdzin beginnen met het bijwoord dan, maar dat is niet noodzakelijk. Het gebruik van dan komt in dit soort zinnen meer in gesproken dan in geschreven taal voor. (1a) Als je van de trap valt, dan ben je snel beneden.
Correct is: Het tekort is groter dan vorig jaar. Groter als komt ook vaak voor, zeker in gesproken taal, maar in verzorgde spreek- en schrijftaal is dat gebruik niet aan te raden.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is jij de correcte vorm. Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is jou correct.
Juist is: 'beter dan ik'. Het is een verkotring van: 'hij zingt beter dan ik zing'. Bij vergelijkingen met 'als' gebeurt hetzelfde: hij zingt net zo goed als ik (zing). 'Dan' is juist bij vergelijkingen die een ongelijkheid uitdrukken: ik ben ouder dan zij, hij is groter dan zijn broer, dat kost veel meer dan ik dacht.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is hij de correcte vorm. Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is hem correct.
Het groter-dan-teken is >. Dus 9>7 lezen we als '9 is groter dan 7'. Het kleiner-dan-teken is <. De andere twee ongelijkheidstekens zijn ≥ (groter dan of gelijk aan) and ≤ (kleiner dan of gelijk aan).
Het getal 5 is kleiner dan het getal 10. Een kleiner getal ligt links van een groter getal. Een groter getal ligt rechts van een kleiner getal. Om aan te geven dat een getal kleiner of groter is dan een ander getal worden speciale rekenkundige tekens gebruikt.
betekent groter dan en noemen we het groter dan teken. < betekent kleinder dan en noemen we het kleiner dan teken.
Volgens een ongeschreven regel mogen zinnen niet met een voegwoord beginnen. Voegwoorden verbinden gewoonlijk een hoofdzin met een voorafgaande hoofdzin. Deze zinnen dienen dan idealiter een samengestelde zin te vormen, met een komma er tussen.
Tik geen komma na een korte hoofdzin of na een 'gewoon' eerste zinsdeel. Zet wél een komma bij zinnen die beginnen met voegwoorden als maar, omdat, want, hoewel en als de zin begint met een bijzin.
In formele en officiële boodschappen kunnen lezers het gebruik van ik als eerste woord als onbeleefd ervaren. Door te starten met ik kunt u immers de indruk wekken dat u zichzelf belangrijker vindt dan de lezer. U kunt dat gemakkelijk voorkomen door een ander zinsdeel op de eerste plaats te zetten.
Nee, beide vormen zijn goed: je kunt en je kan zijn allebei mogelijk. Kunnen is een onregelmatig gevormd werkwoord. Er zijn meer van dat soort werkwoorden: denk aan willen (je wil/wilt) en zullen (je zal/zult).
Wanneer gebruik je je en wanneer jij? Jij is goed als er nadruk op ligt: 'Niet ik, maar jij zou het doen! ' Je is het minder nadrukkelijke alternatief: 'Het lukt wel, maar je mag altijd helpen. ' Je kan ook 'men', 'jou' of 'jouw' betekenen.
Het Groene Boekje vermeldt bij hoever “in welke mate”. Van Dale (2022) noemt hoever een bijwoord van graad, en geeft de betekenis 'tot op welke hoogte, in welke maat of graad'. Hoever(re) wordt in in hoever(re) ('tot op welke hoogte, in welke mate') altijd aaneengeschreven. In hoeverre is de gebruikelijkste vorm.
Er is geen regel die bepaalt in welke volgorde de personen in een opsomming met en genoemd worden, maar het is gebruikelijk om eerst de anderen te noemen en daarna jezelf. Dat wordt ook als het beleefdst beschouwd.
Als je nu heel slim bent, noem je dat ook wel hoogbegaafd. Je hebt dan een IQ van ongeveer 130 of hoger.
Met dat wordt de informatie in de bijzin als een feit gepresenteerd. Als het om iets in de toekomst gaat, geeft de spreker ermee aan dat wat de dat-zin uitdrukt zal gebeuren, wat zijn gesprekspartner er ook van vindt. Vind je het goed dat ik je een nieuwe versie van die tekst bezorg? Ik vind het fijn dat je kunt komen.