De correcte spelling is jouw naam.
Voor het bezittelijk voornaamwoord van de tweede persoon kunnen we zowel je als jouw gebruiken. Het is aan te bevelen om daarvoor zo veel mogelijk de gereduceerde vorm je te gebruiken. Overmatig gebruik van de volle vorm jouw maakt zowel gesproken als geschreven taal onnatuurlijk.
Ezelsbruggetje: jouw of jou
Als je het kunt vervangen door het persoonlijk voornaamwoord “hem”, is het “jou”. Als je het kunt vervangen door het bezittelijk naamwoord “zijn”, is het “jouw”.
“Jou moeder kan niet koken”
'Jou' is namelijk een persoonlijk voornaamwoord. Het verwijst naar iets, een persoon in dit geval. Zo kun je dus zeggen: “Ik vind jou een lekker ding”. Maar wil je iets zeggen over een bezit, gebruik je 'jouw'.
'Van jou' is een bezittelijke term, het word dus net als 'jouw' gebruikt om bezit aan te duiden, zoals: 'Is die tas van jou? '. Een handig ezelsbruggetje is het woord 'jou', 'jouw' of 'van jou' te vervangen met 'u' of 'uw'. Als er bij de 'u' een 'w' achter komt, is dat bij 'jou' ook het geval!
Jouw – mét een W – schrijven we alleen zo als het woord zelf meteen ook het bezit aangeeft. Andere bezittelijke voornaamwoorden zijn: mijn, uw, zijn, haar, ons/onze, jullie en hun. Ook bij het woord jou – zonder de W – kan er sprake zijn van bezit: De hond van jou is daar een goed voorbeeld van.
Ja, 'je reactie' is ook correct. Dat komt omdat je 'je' als persoonlijk én als bezittelijk voornaamwoord kunt gebruiken. 'Jouw' gebruik je vooral als je de nadruk op het bezit wilt leggen. Als er geen speciale nadruk nodig is, dan wordt in de praktijk vaker voor 'je' dan voor 'jouw' gekozen.
Jouw geeft altijd aan dat iets 'van iemand' is. Het duidt dus op bezit, bijvoorbeeld in 'Is dat jouw telefoon? ' Jou geeft geen bezit aan. Het past in zinnen als 'Ik geef jou mijn telefoon.
Je kunt controleren of je jou of jouw moet gebruiken met een ezelsbruggetje. Als je het door “zijn” kunt vervangen, is het jouw (bezittelijk voornaamwoord). Als je het door “hem” kunt vervangen, is het jou (persoonlijk voornaamwoord).
Wanneer je verwijst naar een bezit (bezittelijk voornaamwoord), gebruik je 'jouw'. Wanneer je verwijst naar een persoon (persoonlijk voornaamwoord), gebruik je 'jou'.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is ik de correcte vorm. Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is mij correct.
'Jouw' (4 letters, wel een w) is een bezittelijk voornaamwoord en verwijst dus naar bezit: 'ik heb jouw fiets geleend'. 'Jou' (3 letters, geen w) is een persoonlijk voornaamwoord en verwijst naar een persoon: 'Ik heb jou zien fietsen'.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is jij de correcte vorm. Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is jou correct. Die dubbele analyse is bijvoorbeeld mogelijk bij werkwoorden die een oordeel of waardering uitdrukken (zoals vinden, appreciëren, achten).
Jou is een persoonlijk voornaamwoord: het wordt gebruikt om te verwijzen naar een persoon, zoals in zinnen 2, 4 en 5 hieronder. Je kunt 'jou' ook gebruiken om een bezit aan te geven. De bezitsrelatie duidt je dan aan door het woordje 'van', dus: van jou.
Jou is een persoonlijk voornaamwoord, jouw is een bezittelijk voornaamwoord.
Jouw of jou; in het gesproken Nederlands hoor je bijna geen verschil. In het geschreven Nederlands is het onderscheid wél belangrijk en moet je nauwkeurig de spellingsregels toepassen.
Voor het onderwerp van een zin kunnen we zowel je als jij gebruiken. Het is aan te bevelen om daarvoor zo veel mogelijk de gereduceerde vorm je te gebruiken. Overmatig gebruik van de volle vorm jij maakt zowel gesproken als geschreven taal onnatuurlijk.
Bij je en jullie horen de bezittelijke voornaamwoorden je/jouw en jullie; bij de beleefdheidsvorm u hoort het bezittelijk voornaamwoord uw. Met de beleefdheidsvormen u en uw drukken we tegenover de toehoorder, gesprekspartner of lezer afstand of afstandelijkheid uit.
Er is geen betekenisverschil. Betreft heeft de betekenis 'over, met betrekking tot, ter zake van'. Vergelijk de volgende vier zinnen: Wat gaat jou te ver wat betreft lichaamsversiering?
In sommige gevallen is zowel jij als jou mogelijk na dan, maar dan is er een betekenisverschil. Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is jij de correcte vorm. Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is jou correct.
'Is dit jouw jas of iemand anders jas? ' Is dit goed gespeld? ! Nee, er ontbreekt een apostrof: iemand anders' jas is juist.
In een zin als 'U en uw partner zijn welkom om 15.00 uur' is u en uw partner juist. In de zin 'U en uw partner zijn welkom om 15.00 uur' is u een persoonlijk voornaamwoord en uw een bezittelijk voornaamwoord. Uw betekent 'van u'. U en uw partner betekent dus 'u en de partner van u'.
Als bezittelijk voornaamwoord van de tweede persoon enkelvoud kan zowel de volle vorm jouw als de gereduceerde vorm je gebruikt worden. Jouw is nadrukkelijker dan je. Als er geen speciale nadruk nodig is, wordt in de praktijk vaker voor je dan voor jouw gekozen.
Beide zijn goed, maar er is wel een zeker verschil in stijl. Het verschil zit 'm in de stijl: je kan is informeler en meer spreektaal. Bij het schrijven kun je beter kiezen voor je kunt. Tegenwoordig kom je in teksten steeds vaker de informele vorm je kan tegen.
Als niet-onderwerpsvorm kunnen we zowel me als mij gebruiken. Het is aan te bevelen om zo veel mogelijk de gereduceerde vorm me te gebruiken. Overmatig gebruik van de volle vorm mij maakt zowel gesproken als geschreven taal onnatuurlijk.