Er is een eenvoudige spellingregel die luidt: als het bijwoord er wordt gevolgd door een voorzetsel, dan schrijven we dat voorzetsel aan er vast. Het is dus erop, en bijvoorbeeld ook eraan, erbij, erbuiten, erdoor, erin, erover, eruit en ervan. Een makkelijke regel zonder uitzonderingen.
We schrijven erop aan elkaar als de combinatie een voornaamwoordelijk bijwoord is. Dat is het geval als u de combinatie kunt vervangen door het oorspronkelijke voorzetsel en een naamwoord. Na erop kan ook een dat-zin of een beknopte bijzin volgen.
Schrijf je nu eigenlijk “We zitten erin?” of “We zitten er in?” De regel is eenvoudig: schrijf 'er' vast aan het voorzetsel dat erachter staat. Dus 'erin', 'eraan', 'ertegen', 'erop', 'ervoor', enzovoorts. Overigens geldt dit ook voor 'hier' en 'daar'.
Schrijfwijzen. Wordt als Eén geschreven aan het begin van een zin. Volgens de spellingsregels betreffende het gebruik van klemtoontekens wordt het telwoord als een geschreven, en niet als één, als het uit de rest van de zin duidelijk is dat het niet om het onbepaald lidwoord kan gaan.
We schrijven accenttekens op een als het een telwoord is dat ten onrechte als het lidwoord een, met een toonloze e zoals in de, zou kunnen worden gelezen. In een zin als Ik moet nog een dossier afwerken komen er bijvoorbeeld accenttekens op een als men een precies aantal bedoelt. Ik moet nog één dossier afwerken.
Als één aan het begin van een zin voorkomt, vervalt het eerste accent op de hoofdletter e. Het is dus Eén, met alleen een accentteken op de tweede e. Daarnaast is het bijvoorbeeld Óúd en Úít: Eén zwaluw maakt nog geen zomer.
Bepaald hoofdtelwoord (je weet precies hoeveel): één, twee, vijf, tien, vijftig, honderd, duizend, honderdduizend, miljoen... Onbepaald hoofdtelwoord (je weet niet hoeveel): weinig, minder, minst, veel, meer, meest, enkele, enige, alle, zoveel, sommige…
een onbepaald lidwoord en wordt gebruikt voor een zelfstandig naamwoord in het enkelvoud. Zie één.
Het getal een, weergegeven door het enkele cijfer 1, is het natuurlijke getal dat nul opvolgt en aan twee voorafgaat. Het representeert een enkele entiteit in de eenheid van tellen en meten. Het Romeinse cijfer voor één is de letter I.
Antwoord. Correcte weergaven zijn 1ste, 2de, 3de en 1e, 2e, 3e. De achtervoegsels ‐ste, ‐de en ‐e staan op dezelfde hoogte als het getal. Tussen de cijfers en de letters komt geen koppelteken.
Er is een eenvoudige spellingregel die luidt: als het bijwoord er wordt gevolgd door een voorzetsel, dan schrijven we dat voorzetsel aan er vast. Het is dus erop, en bijvoorbeeld ook eraan, erbij, erbuiten, erdoor, erin, erover, eruit en ervan.
Gebruik van er
Dit kan zijn als verwijswoord of als onderwerp. Eigenlijk betekent 'er' hetzelfde als 'daar'. Het is eigenlijk een verzwakte vorm van dit woord. Wanneer 'er' als plaatsaanduiding wordt gebruikt, verwijst het naar een plaats waarvan je weet over welke plaats het gaat.
Toelichting. In combinatie met de meeste plaatsnamen is in het gebruikelijke voorzetsel. (1) Ik ben geboren in Utrecht.
Hoeveel is een onbepaald telwoord dat vraagt naar een bepaalde hoeveelheid. In dat geval schrijven we hoeveel aan elkaar.
Hoe lang wordt los geschreven als het een lengte of afstand aanduidt ('van welke lengte'). Als één woord verwijst hoelang naar een tijdsduur ('van welke tijdsduur, gedurende welke periode'). In de uitdrukking tot hoelang ('tot wanneer') is hoelang ook één woord.
waarin - Voornaamwoordelijk bijwoord (scheidbaar) 1. vragend: in+wat? in+welk?: ♢ Waarin zat het verstopt? ♢ Waar zat het in verstopt?
Wanneer iets 1/3 deel is van iets anders, kan je de breuk omzetten naar een kommagetal: 1/3 = 0,33... Dit wil dan zeggen dat het ongeveer 33 % zal zijn.
De breuk 2⁄5 is dus gelijk aan 40%, het percentage dat bij de strook uit het voorbeeld hoort.
Telwoord. Ik heb nog één appel voor je. Hier is één niet het lidwoord, maar het telwoord: 1 appel. Ik heb nog één appel betekent dat er echt nog maar 1 appel is.
In vaste uitdrukkingen als een van de, een of meer enzovoort blijkt voldoende uit de context dat het om het telwoord één en niet om het lidwoord een gaat. Uitspraaktekens zijn hier dus overbodig.
Met de tips en trucs in 'Hoe schrijf je dat?' leer je hoe je meer vaart in je teksten brengt, hoe je de begrijpelijkheid vergroot en hoe je het kort en bondig houdt. Het boek besteedt ook aandacht aan fouten en twijfelgevallen in zinsbouw, woordkeus én de nieuwe (groene) spelling.
Ik ga een keer op vakantie deze zomer. Ik ga één keer op vakantie.
Wat voor kan zowel bij een enkelvoudig als bij een meervoudig zelfstandig naamwoord gebruikt worden. Wat voor een kan alleen bij een enkelvoudig zelfstandig naamwoord staan. Wat voor huis / wat voor een huis zou je willen kopen?
Er zijn twee soorten telwoorden: hoofdtelwoorden en rangtelwoorden. Beide soorten komen in bepaalde en in onbepaalde vorm voor. Bepaalde telwoorden geven het precieze aantal of (rang)nummer, onbepaalde geven een niet-gespecificeerd aantal of (rang)nummer.