Assertief communiceren, betekent ook: luisteren. Luister naar wat een ander te zeggen heeft, totdat hij of zij klaar is met het hele verhaal. Als je de ander interrumpeert, ook al heb je voor je gevoel belangrijke informatie, dan vind jij je eigen verhaal belangrijker dan dat van een ander.
Je kunt een gesprek beginnen over jezelf of je kunt juist belangstelling tonen voor de ander. En kijk eens waar je bent op dat moment. Misschien kun je iets over de aanwezigen zeggen, over de omgeving, over jouw reden waarom je daar op dat moment bent. Kijk, observeer en doe inspiratie op.
Mensen zullen pas goed aan jouw verzoek voldoen als ze daartoe zelf de bereidheid voelen. Bereidheid dwing je niet af. Je kunt een beroep doen op iemands bereidheid door hem of haar een vraag te stellen. Maar let wel goed op hoe je die vraag stelt.
Geef aan: ga lekker zitten, maak het jezelf gemakkelijk, ik haal een watertje voor je. Doen: meelopen naar de gespreksruimte, wijs de toiletruimte aan, stel jezelf voor. Het belangrijkste is: kijk de sollicitant aan en glimlach. Dat geeft een welkom gevoel en is een goede start van het gesprek.
Je weet dat je 'nee' wilt zeggen, je weet alleen nog niet hoe. De beste manier is zo duidelijk mogelijk. Draai niet om je antwoord heen en geef zo vroeg mogelijk aan dat je niet mee wilt of kunt werken.
Vragen die veel informatie van de gesprekspartner uitlokken. Ze beginnen meestal met; wat, waar, welke, wanneer, hoe. Voorbeelden van W-vragen zijn: wat wenst u van mij?
De beste manier om iemand een gevoelswoord te leren, is door het woord te zeggen wanneer je denkt dat de persoon die emotie voelt. Dus wanneer een kind huilt omdat hij iets dat hij wil niet krijgt, kun je zeggen "ik denk dat je gefrustreerd bent".
Zich terugtrekken: de persoon laat zelden van zich horen of is eerder stil. Snel boos of verdrietig: de ander bijt van zich af, huilt vlugger. Weinig energie: de passie die je vroeger zag, is er niet meer. Niet zichzelf: je hebt het gevoel dat de ander een masker opzet.
Ga op een rustige plek zitten. Maak oogcontact en let goed op non-verbale signalen (mimiek, intonatie, gebaren). Maak duidelijk waar het gesprek over gaat. Gebruik eventueel een tekening, afbeeldingen of foto's om het onderwerp te verduidelijken.
Afasie ontstaat door plotseling hersenletsel in een gebied dat te maken heeft met het spreken, begrijpen, lezen of schrijven van taal. Dit kan komen door bijvoorbeeld een beroerte, ongeluk, hersentumor, ontsteking of vergiftiging.
Afasie is een taalstoornis veroorzaakt door hersenletsel waardoor de communicatie wordt belemmerd. (a=niet, fasie=spreken) Afasie is géén spraakstoornis. Het één zeggen, het andere bedoelen: voor mensen met afasie is dit dagelijkse realiteit. Dat betekent dus dat iemand niet meer kan zeggen wat hij wil.