Uw huisarts meet uw gewicht en lengte, bloeddruk en hartslag. U krijgt ook bloedonderzoek en een hartfilmpje. Soms ook een echo van het hart. Als uw huisarts denkt dat u hartfalen heeft, stuurt hij of zij u door naar het ziekenhuis.
Om de diagnose hartfalen uit te sluiten of te bevestigen, kan uw arts één of meerdere van de volgende diagnostische tests uitvoeren: echocardiogram. elektrocardiogram (ECG) röntgenopnamen van de borst.
Onderzoek bij hartfalen
Op basis van je klachten kan de huisarts vermoeden dat je hartfalen hebt. Er is dan meer onderzoek nodig. Dit bestaat vaak in eerste instantie uit een ECG (hartfilmpje) en bloedonderzoek. Als hierbij afwijkingen worden gevonden, is aanvullend onderzoek nodig.
Bloedonderzoek is nuttig om na te gaan of u hartfalen heeft, maar ook om naar mogelijke oorzaken van hartfalen te zoeken. Hoge BNP-spiegels in uw bloed zijn in verband gebracht met hartfalen en de test is handig voor zowel diagnose- als beheerbeslissingen.
Met een ECG wordt de elektrische activiteit van het hart in kaart gebracht en kunnen onze cardiologen in een vroeg stadium hartproblemen analyseren. Bij hartproblemen kunt u o.a. denken aan hartfalen, hartritmestoornissen of zuurstof tekort van de hartspier (angina pectoris, hartinfarct).
Op de echo ziet de arts hoe uw hart werkt en hoe hard het pompt. De arts ziet ook of uw hartkleppen goed werken. En of er schade is aan uw hart, bijvoorbeeld als u een hartinfarct heeft gehad. De arts weet na deze onderzoeken meestal of u hartfalen heeft.
Van de personen met een lichte vorm van chronisch hartfalen leeft ongeveer de helft nog minimaal 10 jaar. De helft van de patiënten met ernstig chronisch hartfalen of acuut hartfalen heeft een levensverwachting van minder dan 2 jaar.
Hartfalen is niet te genezen. De meeste mensen met hartfalen krijgen langzaam steeds meer klachten. De klachten kunnen ook een lange tijd hetzelfde blijven. Soms kunnen de klachten een tijd veel erger worden en dan weer minder.
Als een hartspier te weinig zuurstof krijgt, kunt u pijn op de borst krijgen of hartkramp. Dit heet angina pectoris. Vaak komt dit doordat de kransslagader nauwer is geworden.
De hartspier is vergroot, dunner en slapper dan normaal. Het hart vult zich goed met bloed, maar knijpt minder goed. Bij deze vorm van hartfalen heeft het hart iets minder spierkracht dan normaal. Elke hartslag pompt de linkerkamer 41% tot en met 49% van het bloed weg.
Pijn als gevolg van hartproblemen voelt men gewoonlijk in de borst, maar het kan zich ook ergens tussen de bovenbuik en hals bevinden, inclusief de armen en schouders. U kunt deze pijn als onaangenaam ervaren, maar ook als drukkend, brandend of stekend.
Als bij u hartfalen wordt vastgesteld, is het belangrijk om uw bloeddruk te blijven controleren. Een normale bloeddruk varieert naargelang de leeftijd, maar een hoge bloeddruk (hoger dan 140/80 mmHg) is schadelijk voor uw hartfunctie, leidt tot meer klachten en vereist een langdurige behandeling.
BNP en (NT pro)-BNP
Waarden die ook nagekeken worden in het bloed bij hartklachten zijn de BNP en NT pro-BNP. Deze stofjes komen vrij als de hartspier lang onder hoge druk staat. Een verhoogde waarde van deze stofjes in het bloed kan wijzen op hartfalen en is altijd een reden om aanvullend onderzoek te verrichten.
3 van de 4 mensen met een hartaanval hebben een drukkend gevoel op de borst of pijn in de borst. Dit gaat niet weg bij rustig zitten of liggen. Het drukkende gevoel en de pijn zijn na 15 minuten nog niet weg. Mensen die ouder zijn dan 65 jaar hebben vaker geen drukkend gevoel op de borst of pijn in de borst.
De cardioloog maakt een echo van je hart. De echo (echocardiogram) van het hart bepaalt met zekerheid of je hartfalen hebt. Een echo meet ook de knijpkracht (ejectiefractie) van het hart. De knijpkracht geeft aan hoeveel bloed er bij het samentrekken van het hart wordt uitgepompt.
Over het algemeen is hartfalen een aandoening die het meest voorkomt bij mensen van 60 jaar en ouder. Toch komt hartfalen ook bij jonge mensen voor, bijvoorbeeld als gevolg van ziekte van de hartspier (cardiomyopathie) of een aangeboren hartafwijking.
Vaak plassen`s nachts; het hart hoeft 's nachts vaak minder hard te werken waardoor het bloed weer beter weggepompt wordt. Er stroomt meer bloed door de nieren waardoor je vaker moet plassen.
Hartfalen is over het algemeen niet te genezen. Soms is het mogelijk om met een ingreep de oorzaak van het hartfalen weg te nemen.
Het advies is om bij hartfalen in de eerstelijnszorg te streven naar de maximale dosering van de ACE-remmer of ARB en β-blokker, omdat patiënten met hartfalen die hoge doseringen van deze middelen verdragen, de beste prognose hebben.
De klachten die u merkt, zijn vooral kortademigheid en kriebelhoest. Ook bij zitten en liggen kunt u kortademig worden. Misschien slaapt u op meerdere kussens om wat meer lucht te krijgen. Als het hart minder goed pompt, komt het lichaam zuurstofrijkbloed te kort.
Hartfalen: Bij een hoge bloeddruk moet het hart ook steeds harder werken om het bloed rond te pompen. Je hartspier wordt dan dikker en stijver. De pompkracht neemt af en er kan hartfalen ontstaan.
Een hoog NTproBNP-gehalte in het bloed kan het klinisch vermoeden van hartfalen staven. Een laag NTproBNP-gehalte in het bloed sluit hartfalen dan weer uit. Een bloedonderzoek na het vermoeden van een hartinfarct kan belangrijke informatie verschaffen.