Met een zakrekenmachine druk je eenvoudig in plaats van de breukstreep (de deler) gewoon de 'gedeeld door' knop in, omdat 1/2 = een half, en één delen door 2 is ook een half. Op grafische rekenmachines zit er (bijna) altijd een aparte knop op waarmee je breuken kan invoegen.
Hoe gebruik je breuken? Bij een breuk bereken je eerst alles boven de deelstreep, vervolgens alles onder de deelstreep en dáárna deel je het pas door elkaar. Als geheugensteuntje kun je doen alsof alles zowel boven als onder de deelstreep tussen haakjes staat.
Van procent naar breuk
Hiervoor geldt: procenten x 1/100 = een breuk. Stel dat 1% een honderdste deel is (1/100), dan zou 30% dus 30×1/100 zijn = 30/100. Om deze breuk te vereenvoudigen kan je kind de teller en de noemer delen door hetzelfde getal.
De breuk 2⁄5 is dus gelijk aan 40%, het percentage dat bij de strook uit het voorbeeld hoort.
Een hele is verdeeld in acht gelijke stukken, oftewel: 1 : 8 =. Daar hoort het kommagetal 0,125 en het percentage 12,5% bij.
Je doet dit als volgt. De noemer blijft hetzelfde, maar je neemt het getal voor de breuk in de teller op. Een heel getal betekend dat de noemer en teller hetzelfde zijn.
(twee derde), ook geschreven als 2/3 (2/3) en 2:3. We noemen zulke getallen breuken. We schrijven het als een streep, de breuk- of deelstreep, met een getal erboven en een getal eronder. Ook wordt de breuk wel op een lijn geschreven, met een schuine breukstreep.
De basis van het delen van breuken
Als je een taart in 4 stukken verdeelt, heb je 4 stukken van 1/4. Ieder stuk is er 1 van de 4. Ik vergelijk in mijn praktijk meestal de noemer, in dit geval 4, met een achternaam. Zoals je zegt: 'dat is er één van Jansen'.
Kwart is de benaming voor het breukgetal 1/4 (¼), dus een gedeeld door vier. Deelt men iets in vier gelijke delen, dan is elk deel een kwart. Letterlijk betekent kwart 'een vierde deel' (uit het Latijn quartus 'vierde').
Omrekenen van breuk naar kommagetal
= 3 : 4 = 0,75.
Wanneer iets 1/3 deel is van iets anders, kan je de breuk omzetten naar een kommagetal: 1/3 = 0,33... Dit wil dan zeggen dat het ongeveer 33 % zal zijn. (Het kommagetal x 100, dus.)
Een procent is dus niets meer of minder dan 1 van 100, dus 1/100 (spreek uit: één honderdste).
De breuk 5/8 is hetzelfde als de deelsom 5 : 8 en dit is een getal dat kleiner is dan één, want als je 5 taartjes hebt en je wilt ze met zijn achten opeten, krijgt iedereen minder dan één taartje. Je kunt dus heel snel zien dat 4/3 groter is dan één en dat 5/8 kleiner is dan één.
Tien procent is een tiende van 100%. Om 10% uit te rekenen, deel je door tien. Dus 10% van 20 minipizza's, is 2 minipizza's.
Om een breuk gelijknamig te maken moet je er voor zorgen dat de noemers van beide breuken hetzelfde worden. Dit kun je doen door een van de breuken of beide breuken te vermenigvuldigen of te delen. Laat met het voorbeeld zien hoe je of 4//16 deelt door 2 om 2//8 te krijgen. Of hoe je 3//8 x 2 doet om 6//16 de krijgen.
De TI-84 Plus CE-T markeert de invoer waarop de cursor staat om u te helpen uw gewenste keuze te selecteren. De door u gekopieerde invoer of het gekopieerde antwoord wordt automatisch op de invoerregel geplakt op de plaats van de cursor.