Dan gebruik je om een verschil aan te geven, als gebruik je in een vergelijking met 'zo' of 'even': Grietje is even blond als Hans, maar Hans is langer dan Grietje. Sneller, hoger, sterker: dat zijn allemaal voorbeelden van de vergrotende trap.
Dan wel betekent 'of' of 'of anders'. Een paar voorbeelden met dit dan wel: Je moet een negatieve testuitslag dan wel een vaccinatiebewijs kunnen laten zien. Via het contactformulier kunt u een afspraak maken dan wel een offerte aanvragen.
Als deze bijzinnen aan de hoofdzin voorafgaan, kan de hoofdzin beginnen met het bijwoord dan, maar dat is niet noodzakelijk. Het gebruik van dan komt in dit soort zinnen meer in gesproken dan in geschreven taal voor. (1a) Als je van de trap valt, dan ben je snel beneden.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is ik de correcte vorm. Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is mij correct.
Dan komt na een vergrotende trap en na anders en ander(e): groter dan, kleiner dan, anders dan. Als komt na vergelijkingen met zo en even: zo groot als, even klein als.
In sommige gevallen is zowel jij als jou mogelijk na dan, maar dan is er een betekenisverschil. Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is jij de correcte vorm. Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is jou correct.
In de meeste gevallen is het aan te bevelen om na een vergrotende trap (zoals groter, jonger, beter) + dan de vorm jij te gebruiken, omdat de zin een onderwerpsvorm vereist. U kunt die vorm vinden door de zin aan te vullen met een werkwoordsvorm.
Toch zijn combinaties zoals groter als, liever als, anders als niet voor iedereen aanvaardbaar. In verzorgde spreek- en schrijftaal is het aan te raden om groter dan, liever dan, anders dan enzovoort te gebruiken.
In gesproken taal wordt vaak als gebruikt in plaats van dan. Hoewel groter als door velen niet meer wordt afgekeurd, is groter dan nog steeds verzorgder, zeker in geschreven taal. Hij is ouder dan ik.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is hij de correcte vorm. Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is hem correct.
Volgens een ongeschreven regel mogen zinnen niet met een voegwoord beginnen. Voegwoorden verbinden gewoonlijk een hoofdzin met een voorafgaande hoofdzin. Deze zinnen dienen dan idealiter een samengestelde zin te vormen, met een komma er tussen.
Nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden
Nevenschikkend zijn bijvoorbeeld en, maar, of, dan (wel), dus en want. Onderschikkende voegwoorden zijn bijvoorbeeld: dat, voordat, nadat, tot, terwijl, als, toen, omdat, doordat en zodat.
Dan wordt gebruikt in de betekenis 'of'. Het komt in die betekenis ook voor in de vaste verbindingen al dan niet en ja dan nee. In de zin Je mag op kosten van de zaak dineren, maar dan wel een beetje goedkoop wordt dan wel anders gebruikt. Dan is een bijwoord met als betekenis 'deze keer'.
Je kan herschrijven als 'gezinnen met of zonder kinderen' of gewoonweg 'gezinnen' aangezien kinderen hier deel van uitmaken, of er nu zijn of niet. We geven de gelegenheid tot het nuttigen van al dan niet alcoholische dranken. Je kan herschrijven als ' tot het nuttigen van alcoholische en/of andere dranken'.
De correcte spelling is dan wel, ongeacht de betekenis.
Dan en als worden vaak door elkaar gebruikt. Maar ze hebben een verschillende betekenis. Dan gebruik je om een verschil aan te geven, als gebruik je in een vergelijking met 'zo' of 'even': Grietje is even blond als Hans, maar Hans is langer dan Grietje.
Wat is goed: 'Zij dansen beter dan ik of dan mij'? Eigenlijk moet je hier dan ik gebruiken, maar in de praktijk komt dan mij veel voor – zeker in spreektaal.
Correct is niets anders dan. Mijn man doet niets anders dan werken.
Met dat wordt de informatie in de bijzin als een feit gepresenteerd. Als het om iets in de toekomst gaat, geeft de spreker ermee aan dat wat de dat-zin uitdrukt zal gebeuren, wat zijn gesprekspartner er ook van vindt. Vind je het goed dat ik je een nieuwe versie van die tekst bezorg? Ik vind het fijn dat je kunt komen.
Er is geen regel die bepaalt in welke volgorde de personen in een nevenschikking genoemd worden. Wel geldt het als een teken van beleefdheid dat men zichzelf niet als eerste noemt. De persoonlijke voornaamwoorden ik, mij, wij en ons komen daarom bij voorkeur aan het einde van de nevenschikking.
Belgische en Nederlandse media schrijven dat 'groter als' is ingeburgerd in de Nederlandse taal, omdat de regels zouden zijn versoepeld. Maar dat klopt niet. "Het is gewoon 'groter dan'", zegt beste docent Nederlands van vorig jaar, Matijs Lips.
Nee, beide vormen zijn goed: je kunt en je kan zijn allebei mogelijk. Kunnen is een onregelmatig gevormd werkwoord. Er zijn meer van dat soort werkwoorden: denk aan willen (je wil/wilt) en zullen (je zal/zult).
U is tegenwoordig meer je
Maar omdat je u tegenwoordig gebruikt als jij en je, de tweede persoon enkelvoud, is u hebt ook een juiste vorm. Je hebt.