Het omgekeerde doet zich ook voor: wel een lijdend voorwerp en geen activiteit: Ik heb / ben het verleerd. Ook hier bestaat nu een voorkeur voor zijn: Ik ben het verleerd. Soms zijn beide vormen goed: werkwoorden als moeten, mogen en willen gaan met hebben.
Het voltooid deelwoord is de vorm van een werkwoord die je in een zin meestal vindt in een voltooid tegenwoordige tijd of een voltooid verleden tijd. Er staat dan een vorm van hebben of zijn bij: ik heb gelopen, ik ben gevallen.
verleren - Werkwoord 1. (ov) iets wat ooit geleerd is weer vergeten ♢ Hij is zijn moedertaal inmiddels verleerd. 2. (ov) in onbruik raken van een gebruik, gewoonte ♢ We zijn verleerd om niets te doen.
Wat is de verleden tijd van verleren? De verleden tijd van verleren is 'verleerde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft verleerd'.
Als de verandering van plaats of de richting (met het te bereiken doel) centraal staat, worden ze met zijn vervoegd. Ik heb een uur lang gezwommen. Hij is naar de overkant gezwommen.
Is het 'Ik heb iets vergeten' of 'Ik ben iets vergeten'? De zinnen Ik heb iets vergeten en Ik ben iets vergeten zijn beide correct. Het hangt van de betekenis af welk werkwoord u gebruikt. Hebben wordt doorgaans gebruikt bij een activiteit of gebeurtenis, en zijn bij een situatie of een verandering.
Verliezen kan met hebben of met zijn worden vervoegd, zowel als de nadruk op de gebeurtenis van 'het verliezen' ligt, als wanneer het gevolg ervan ('het kwijt zijn') wordt benadrukt. Evy is / heeft haar smartphone voor de tweede keer verloren. Walid is / heeft zijn handschoenen verloren.
De verleden tijd van aansluiten is 'sloot aan'. Het voltooid deelwoord is 'heeft aangesloten'.
Begonnen zijn
Dat werkwoord wordt tegenwoordig altijd met zijn gecombineerd in de voltooide tijd, ook als er een lijdend voorwerp in de zin staat: De politie is een onderzoek begonnen. (een onderzoek is lijdend voorwerp; 'De politie heeft een onderzoek begonnen' is verouderd) Ik ben een leesclub begonnen.
Bij het voltooid deelwoord van reizen hoor je ook een -t- op het eind. Maar je schrijft gereisd, met een -d-.
In een tweeledige werkwoordelijke eindgroep met een voltooid deelwoord (zoals gezien) kan het voltooid deelwoord vooraan of achteraan staan. Die vrijheid van volgorde geldt zowel voor gesproken als voor geschreven taal. De keuze wordt bepaald door ons gevoel voor zinsritme.
Onovergankelijke werkwoorden worden in de bedrijvende vorm met hebben, soms met zijn vervoegd: ik heb gewerkt, ik ben gekomen. Men kan inderdaad zeggen: wij hebben gewandeld en wij zijn gewandeld.
In een tweeledige werkwoordelijke eindgroep met een voltooid deelwoord (zoals gedaan) kan het voltooid deelwoord vooraan of achteraan staan. Die vrijheid van volgorde geldt zowel voor gesproken als voor geschreven taal. De keuze wordt bepaald door ons gevoel voor zinsritme.
Het voltooid deelwoord is een vorm van het werkwoord.
Voltooide deelwoorden maken deel uit van samengestelde werkwoordstijden. De voltooide tijd wordt gevormd door de persoonsvorm van het hulpwerkwoord hebben of zijn en het voltooid deelwoord van het hoofdwerkwoord. We hebben tot vijf uur gewacht.
Lezen en schrijven kun je dus zeker wel verleren. Zelfs in een korte tijd.” Laaggeletterden gebruiken allerhande manieren en trucjes om hun beperking te verbergen. Opvallend is ook, dat laaggeletterden vaak veel en goed kunnen praten.
Amsterdam heeft zelfs meer fietsen dan mensen. Bijna al deze verkeersdeelnemers hebben met pijn en moeite zo rond hun zesde levensjaar leren fietsen. Eenmaal trappende op hun stalen ros, is het toeren niet meer te verleren. Fietsen verleer je nooit, zo luidt de Hollandse volkswijsheid.
En net als lopen, kun je fietsen niet zomaar verleren. Of je nu een aantal maanden niet meer op een fiets hebt gezeten of een aantal jaren niet, je kunt altijd zo weer op je stalen ros springen.