Als je dezelfde vader of moeder hebt, zijn je broers en zussen je biologische familie. Een groot deel van het DNA is bij iedereen hetzelfde. Maar sommige stukken DNA verschillen per persoon. Iedereen heeft zijn of haar eigen varianten in het DNA en daardoor een eigen 'DNA-profiel'.
Broers en zussen delen in hoge mate dezelfde genen, daarom lijken ze op elkaar, maar er zijn altijd een aantal verschillen in hun genetische code, tenzij het identieke tweelingen zijn. En dat betekent dat er ook verschillen kunnen zijn in hun etniciteitsschatting.
Je ouders en jij hebben de helft van de genen die je zelf ook hebt. Voor je broers en zussen geldt dat ongeveer de helft van de genen overeenkomt met die van jou. In het schema hiernaast kun je opzoeken hoe nauw je verwant bent aan bijvoorbeeld je broer (eerstegraads) of je achterneef (vierdegraads).
Gedeeld DNA
Je deelt ongeveer 50% van je DNA met je ouders en kinderen, 25% met je grootouders en kleinkinderen, en 12,5% met je neven, ooms, tantes, neven en nichten. Een match van 3% of meer kan nuttig zijn voor je genealogisch onderzoek – soms zelfs minder.
Als jij en je partner familie van elkaar zijn en jullie krijgen samen een kind, is de kans op een erfelijke ziekte bij jullie kind iets hoger. Dit geldt vooral voor ziektes die autosomaal recessief erfelijk zijn. Bij familieleden is de kans groter dat zij allebei drager zijn van dezelfde ziekte.
Je vader en moeder geven dus ieder de helft van hun DNA door. Die halvering kan je niet automatisch doorzetten naar de generaties daarvoor. Je hebt dus niet van elke grootouder 25% van zijn of haar DNA, van elke overgrootouder 12,5% en van iedere betovergrootouder 6,25%.
Dit is een bijzondere vorm van overerven, omdat het hier om erfelijke informatie buiten de celkern gaat, namelijk het erfelijkheidsmateriaal in de mitochondriën. Deze erfelijke informatie noemen we mitochondrieel DNA en alleen vrouwen kunnen dit doorgeven.
We erven evenveel genetisch materiaal van onze vader als van onze moeder, maar nieuw onderzoek toont aan dat we het DNA van onze vader intensiever gebruiken en genetisch gezien dus meer op hem lijken.
*DNA onderzoek heeft een maximum van 7 (soms 9) generaties; dus vanaf je oudbetovergrootvader (ca. 1750) erf je geen DNA meer.
Uit onderzoek is gebleken dat de helft van ons karakter genetisch bepaald is (en dus wordt overgedragen door onze ouders), terwijl we de andere helft ontwikkelen terwijl we opgroeien. Als het om een jonge baby gaat, speelt erfelijkheid een belangrijkere rol.
Je hebt ongeveer 50% van je DNA van je vader. De andere 50% heb je van je moeder. Maar je hebt niet van elke grootouder precies 25%. Het percentage gedeeld DNA ligt tussen 18 – 33%.
Ons eigen DNA is een combinatie van het DNA van onze ouders. De ene helft komt van je vader, de andere helft van je moeder. Maar in het DNA van iedereen zitten al bij de geboorte variaties die je bij geen van de ouders terugvindt.
Het DNA bevat codes waarin onze erfelijke eigenschappen zijn vastgelegd. Dit zijn de genen. Elk gen beschrijft de code van een kenmerk, die (mee)bepaalt hoe iemand er uit ziet of hoe iemands lichaam werkt. Ieder mens heeft circa 20.000 genen: de erfelijke eigenschappen.
Genen van ouders bepalend
Je bloedgroep erf je van je ouders. Je vader en moeder geven ieder één kopie van het bloedgroep-gen aan jou door. Dit kan een A, B of O zijn. De kopie van je vader bepaalt samen met de kopie van je moeder welke bloedgroep jij krijgt.
Net als bij andere mensen is uw DNA voor ongeveer 99,9% identiek. 50% van uw DNA met iemand delen betekent dat u 50% deelt van het relatief kleine deel van het DNA dat tussen mensen verschilt.
Het korte antwoord is neen. De bloedgroep wordt bepaald door de genen die je van elke ouder krijgt. Iedereen heeft dus twee genen. Bloedgroep fenotype O is genotype OO.
Genen invloed op lengte
Hoe lang je wordt, hangt onder andere af van de genen die je van je ouders erft. Daarom heeft een groot deel van de kinderen ongeveer dezelfde lengte als de ouders. Er zijn heel veel genen die samen een rol spelen bij hoe lang iemand wordt.
Onderzoekers gaan ervan uit dat erfelijkheid de grootste rol speelt bij ADHD. Er is nog geen specifiek gen voor ADHD ontdekt. Het lijkt erop dat meerdere genen er samen voor zorgen dat je aanleg hebt voor ADHD. Dit houdt in dat ADHD kan ontstaan wanneer verschillende genen en omgevingsfactoren op elkaar reageren.
Van ieder gen erf je een versie van je vader en van je moeder. Welke versie je ouders doorgeven, ligt er ook weer aan welke versie zij van hun vader en moeder hebben gekregen. Enzovoorts. De genen van vader en moeder samen bepalen welke eigenschappen jij krijgt.
Je hebt niet net zoveel DNA van je vader geërfd als van je moeder, en misschien heb je minder gemeen met je broers en zussen dan je denkt. Maar je hoofd, je voeten en je darmen zijn van precies hetzelfde DNA gemaakt.
Onze chemische basis verschilt niet van die van andere organismen op aarde. Mensen delen ongeveer 60% van hun DNA met een banaan, 80% ervan met een muis en 96% met een chimpansee.
Menselijke diversiteit
Het DNA is bij alle mensen een beetje anders en er bestaat niet zoiets als het menselijke genoom. Het genoom van twee willekeurige personen is voor zo'n 99.4% hetzelfde, maar in die 0.6% zitten wel zo'n 3 miljoen kleine verschillen (van 1 of enkele DNA letters) en 25 000 grote verschillen.
Scandinavisch: tussen de 9e en de 11e eeuw overvielen de Vikingen verschillende regio's van Europa, vestigden zich, richtten handelsposten op en brachten genetische invloeden met zich mee door "hun DNA te verspreiden" in hun lokale bevolking.