Voor veruit de meeste vakken maak je zowel het schoolexamen als het centraal schriftelijk eindexamen. Je eindcijfer voor deze vakken is het gemiddelde van je cijfer voor het centrale examen en je schoolexamencijfer. Het schoolexamen en het centrale examen tellen beide voor 50% mee.
Voor deze indicator tellen alle vakken mee waarvoor de leerlingen een centraal examen hebben afgelegd. Daarnaast tellen alleen de vakken mee van leerlingen die zijn geslaagd of gezakt. Vakken die niet bij de uitslagbepaling zijn betrokken tellen niet mee.
Gemiddeld moeten alle resultaten van je centraal examen minimaal een 5,5 (voldoende) zijn. Dit wordt de 5,5–regel genoemd. Zijn al je eindcijfers dus hoger dan een 6, dan ben je sowieso geslaagd.
Examencijfer = (SE-cijfer + CE-cijfer) / 2
*Sommige vakken worden alleen afgesloten met een schoolexamen, zoals LO (lichamelijke opvoeding). In dat geval: Examencijfer = SE-cijfer. Je examencijfers bepalen uiteindelijk óf je geslaagd bent en hóé je geslaagd bent (bijvoorbeeld cum laude).
je 2 keer een 5 hebt, of één 5 en één 4, en al je andere eindcijfers 6 of hoger zijn. En het gemiddelde van al je eindcijfers ten minste 6,0 is; geen eindcijfer lager is dan een 4. Het combinatiecijfer en de individuele eindcijfers in het combinatiecijfer tellen ook mee voor deze regel.
Zijn al je cijfers een 6 of hoger, dan ben je uiteraard sowieso geslaagd. Met één 5 moeten op je eindlijst alle andere cijfers 6 of hoger zijn. Haal je twee 5'en of één 4, dan moet je voor de rest een 6 scoren én tenminste voor één vak 7 of hoger. Als je lager dan een 4 scoort, ben je hoe dan ook gezakt.
De afrondingsregel
Dat rekenkundig gemiddelde moet voldoende zijn; 5,5 of hoger. Je bent geslaagd bij een gemiddelde van 5,50 of hoger, maar niet met een gemiddelde van 5,49.
Hierbij moeten de school en de leerling rekening houden met de exameneis van ten minste een 5,5 voor het gemiddelde centraal examencijfer. Van de eerder behaalde eindcijfers waarvoor vrijstelling is verkregen tellen de onderdelen CE-cijfer mee in de berekening van het gemiddelde CE-cijfer.
Je slaagt voor het eindexamen havo wanneer je gemiddeld een voldoende haalt voor alle vakken van het centraal examen. Ook mag je maximaal één 5 als eindcijfer halen voor een van de kernvakken. Daarnaast mag je voor maximaal 2 vakken een onvoldoende als eindcijfer hebben.
Om te slagen voor je mbo-4 diploma, moet je voor Nederlands en Engels tenminste een 5 en een 6 als eindcijfer hebben gehaald (in willekeurige volgorde). Daarnaast moet er een resultaat voor rekenen zijn.
Je mag twee keer een 5 hebben of één 5 en één 4, maar dan moeten al je andere eindcijfers 6 of hoger zijn en het gemiddelde van al je eindcijfers ten minste 6,0 zijn. Let op dat geen enkel eindcijfer (afgerond) lager mag zijn dan een 4.
Gemiddeld moeten alle resultaten van je centraal examen minimaal een voldoende zijn. Dit wordt de 5,5-regel genoemd. Zijn al je eindcijfers een 6 of hoger, dan ben je sowieso geslaagd. Als je één 5 hebt en de rest is 6 of hoger, dan ben je ook geslaagd.
Om te slagen voor het eindexamen VWO dan moet je gemiddeld een 5,5 halen voor de centraal examens. Voor de kernvakken Nederlands, Engels en Wiskunde mag je hooguit één keer een 5 halen. In totaal mag je hooguit voor 2 vakken een onvoldoende halen. De centraal examens tellen voor 50% mee op je eindcijfer.
Hoeveel telt het schoolexamencijfer mee voor je eindcijfer? Voor veruit de meeste vakken maak je zowel het schoolexamen als het centraal schriftelijk eindexamen. Je eindcijfer voor deze vakken is het gemiddelde van je cijfer voor het centrale examen en je schoolexamencijfer.
Als moeilijkste examens werden de vakken wiskunde en natuurkunde het meest genoemd, op de voet gevolgd door economie, Nederlands en geschiedenis. Het examen Engels werd massaal als makkelijkste examen verkozen, maar ook wiskunde en Duits werden hier genoemd.
Welke vakken mag je wegstrepen? "Je mag de regeling toepassen op alle vakken, behalve de kernvakken. Voor vmbo is dit alleen Nederlands en voor havo en vwo zijn Nederlands, wiskunde en Engels kernvakken.
Gemiddeld moeten alle resultaten van je centraal examen minimaal een voldoende zijn. Dit wordt de 5,5-regel genoemd. Zijn al je eindcijfers een 6 of hoger, dan ben je sowieso geslaagd. Als je één 5 hebt en de rest is 6 of hoger, dan ben je ook geslaagd.
Er bestaat geen maximum aantal toetsen dat toegestaan is op een dag.
Je kunt niet zakken op extra examenvakken. Als je een onvoldoende haalt voor je extra vak(ken), maar je met de overige examenvakken aan de slagingseisen voldoet ben je alsnog geslaagd voor havo of vwo. Je hebt dan als het ware na je examen je extra vak laten vallen.
De meest gangbare optie is om het examenjaar opnieuw te doen. Het jaar daarop zal je dan weer het volledige centraal examen doen. Wanneer je VMBO TL volgt, dan zou je er ook voor kunnen kiezen om alleen de vakken waar je voor bent gezakt opnieuw te halen via het staatsexamen.
In het Nederlandse onderwijs gebruiken leraren voor het rapporteren van prestaties van leerlingen veelal de cijferschaal van 1 tot en met 10, waarbij een 6 als voldoende geldt.
En 13,4 gedeeld door 2 is 6,7. Dat wordt afgerond een 7 op je eindlijst. Of je daadwerkelijk geslaagd bent voor je gehele opleiding hangt weer van meerdere regels af. Zo moet je gemiddelde cijfer voor al je centrale examens bijvoorbeeld minimaal een 5,5 bedragen.
Waarbij dezelfde regel geldt als bij het eindcijfer AVO. Indien het eerste cijfer achter de komma een 4 of lager is, wordt naar beneden afgerond en indien dat cijfer een 5 of hoger is, wordt naar boven afgerond naar een geheel getal. Een 5,45 wordt een 5.
In bovenstaande berekening van je examencijfer voor het centraal examen, moet je minimaal een 4,6 halen om een voldoende te halen. Een 5,5 wordt namelijk afgerond een 6 op je eindlijst.
Het hoogste van de cijfers behaald bij het herexamen maatschappijleer en bij het eerder afgelegde schoolexamen maatschappijleer geldt als het definitieve cijfer van het schoolexamen in dat vak. Voorbeeld: Een 5,45 wordt in dit geval eerst afgerond naar een 5,5 en dan een 6.