Signaalwoorden: opdat, om, daartoe, met de bedoeling, waarmee, door middel van, met (be)hulp van. In een tekstdeel wordt bijvoorbeeld een verklaring gegeven en in het volgende tekstdeel wordt die verklaring verder uitgewerkt.
Dit zijn signaalwoorden en de verbanden die je in teksten kunt tegenkomen: Signaalwoord Tekstverband/tekstrelatie dus, vandaar, om die redenen, dan ook, dat betekent, concluderend, kortom, aldus, hieruit volgt conclusie eerst, dan, toen, vroeger, later, terwijl, al, wanneer, nadat, daarna, voordat, tot nu toe, plots, ...
Een verband is de manier waarop de ene grootheid van de andere afhangt. De meest voorkomende verbanden in de natuurkunde zijn het rechtevenredig, omgekeerd evenredig, kwadratisch, omgekeerd kwadratisch en wortelverband. Een verband kun je herkennen aan de vorm van de grafiek of door een berekening.
eerst, dan, daarna, vervolgens, tenslotte, ook, niet alleen ... maar ook, verder, nog, daarnaast, zowel ... als ..., ten eerste ...
Een tekstverband kun je vaak herkennen aan bepaalde signaalwoorden. Vaak worden er in toetsen leesvaardigheid of toetsen tekstverklaring/ begrijpend lezen, eindtoetsen en examens ook vragen gesteld over verbanden en signaalwoorden.
Een signaalwoord toont het verband tussen zinnen of alinea's aan. Het signaalwoord vertelt je wat de zinnen of alinea's met elkaar te maken hebben. Door het gebruik van signaalwoorden is een tekst makkelijker te lezen; ze geven structuur aan de tekst en zorgen voor samenhang tussen de alinea's.
In het geval van een chronologisch verband worden de gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde beschreven. Jaartallen zijn vaak een aanwijzing voor een chronologisch verband. Verder herken je dit verband aan de signaalwoorden: vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, terwijl, dadelijk, intussen.
Welke signaalwoorden zijn er? Signaalwoorden zijn woorden die een bepaalde samenhang aanduiden, zoals want, omdat, maar, bijvoorbeeld, dus en tot slot.
dit zijn voorbeelden van tekstverbanden: - opsommend: ook, tevens, bovendien, ten eerste, ten tweede, daarnaast... Vb: We hebben Jan de Ried aangenomen vanwege zijn kennis van de markt. Daarnaast heeft hij ruime ervaring als leidinggevende. - tegenstellend: maar, echter, toch, daarentegen...
Een tegenstellend verband is een zins- of alineaverband dat een tegenstelling tussen zinnen of alinea's aanduidt. Signaalwoorden die zo'n verband kunnen aanduiden zijn: maar, daarentegen, echter, integendeel, enerzijds ... anderzijds (aan de ene kant ...
Er zijn vier manieren waarop het verband tussen alinea's kan worden aangegeven: door het gebruik van een signaalwoord; door herhaling; door overgangszinnen met een verwijzing; door aankondigende zinnen.
Een middel-doelverband is een zins- of alineaverband dat een middel-doel tussen zinnen of alinea's aanduidt. Signaalwoorden die zo'n verband kunnen aanduiden zijn: waarmee, daarmee, met dat doel, het doel is, door middel van, om, om te, met behulp van.
Een middel-doelverband is een zins- of alineaverband dat een middel-doel tussen zinnen of alinea's aanduidt. Signaalwoorden die zo'n verband kunnen aanduiden zijn: waarmee, daarmee, met dat doel, het doel is, door middel van, om, om te, met behulp van.
Een vergelijkend verband is een vergelijking tussen zinnen of alinea's aanduidt. Signaalwoorden die zo'n verband kunnen aanduiden zijn: anders dan, vergeleken met, in tegenstelling tot, zoals, dan, als.. Voorbeeld: "Vergeleken met vorig jaar zijn de temperaturen in de Alpen nu een stuk hoger."
Een chronologisch verband is chronologisch, dus volgens een orde in tijd. Enkele signaalwoorden zijn: eerst, daarna, vervolgens, gisteren, 17e eeuw ... (alles wat met tijd te maken heeft). Bij een opsommend verband wordt alles gewoon letterlijk opgesomd.
In een opsommend verband noemt de schrijver/verteller de delen op. Het is een verband dat een opsomming tussen zinnen of alinea's aanduidt. Signaalwoorden die zo'n verband kunnen aanduiden zijn: eerst, en, ook (nog), verder, bovendien, daarnaast, zo, niet alleen ... maar (ook), ten eerste ...
Een oorzakelijk verband is een zins- of alineaverband dat een oorzaak tussen zinnen of alinea's aanduidt. Signaalwoorden die zo'n verband kunnen aanduiden zijn: daardoor, hierdoor, doordat, zodat, waardoor. Voorbeeld: "Er brak brand uit in het stadion, waardoor de wedstrijd niet kon doorgaan."
Er zijn vier manieren waarop je het verband tussen verschillende alinea's kunt aangeven: met herhaling, overgangszinnen met verwijswoorden, aankondigende zinnen of signaalwoorden. De verschillende manieren om samenhang tussen alinea's helder te maken, kunnen ook gecombineerd worden.
Een signaalwoord is letterlijk een woord dat een signaal geeft. Een seintje dus, zodat je weet dat de alinea's of zinnen iets met elkaar te maken hebben. Het signaalwoord dat wordt gebruikt, vertelt je welk verband er is tussen de twee stukjes tekst.
Verschillende signaalwoorden
Tijd: voordat, vroeger, aanvankelijk, eerst, nadat, daarna, wanneer, intussen, tegelijkertijd, tijdens.