Wat eet de mol? Mollen eten vooral regenwormen. Om te overleven moet een volwassen mol dagelijks minstens 50 gram eten, bijna de helft van zijn eigen lichaamsgewicht. Wormen zijn rijk aan eiwitten en bevatten ongeveer 80% water, waardoor een mol nauwelijks hoeft te drinken.
Ze eten vooral regenwormen, en verder duizendpoten, naaktslakken en insectenlarven. Af en toe eten ze een muis, kikker of vogeleitje als dat per ongeluk is een mollengang terecht komt. Regenwormen bestaan voor 80% uit water. Daardoor hoeft de mol nauwelijks te drinken.
Mollen leven altijd solitair, dat wil zeggen: in hun eentje. Tussen maart en juni breekt echter de paartijd aan. Dat is enige periode waarin mollen elkaar een beetje kunnen verdragen. Mannetjes verlaten dan hun eigen territorium en graven net zo lang tunnels tot ze een vrouwtje tegenkomen.
Kan een mol bijten? Mollen zijn niet agressief en zullen dus ook niet snel bijten. Wel kunnen ze een beetje schrikken wanneer je hen aanraakt of probeert te vangen. Als een mol gevaarlijk is, is het vooral door de bacteriën die hij kan overbrengen.
In het voorjaar ontwaakt de natuur, en de insecten en larven die in de winterperiode dieper in de grond zijn gekropen, komen weer omhoog. Mollen doorlopen vaak op gezette tijdstippen en met tussenpozen van gemiddeld 5 uur door hun gangen op zoek naar voedsel.
Onder de grond heeft de mol geen natuurlijke vijanden, alleen zijn eigen soortgenoten. Boven de grond wordt de mol bejaagd door onder andere uil, buizerd, blauwe reiger, ooievaar, wezel, hermelijn en vos. Andere doodsoorzaken zijn honger door droogte en verdrinking door overstromingen.
Sterk ruikende planten als stinkend nieskruid, kruisbladwolfsmelk, wilde knoflook en narcis hebben als voordeel dat ze de mollen mogelijk op een natuurlijke manier afweren en tegelijk de tuin sieren.
Wie weet er dat de vacht van de mol geen vleug heeft zodat je hem van kop naar staart, maar ook andersom kunt aaien zonder weerstand te ondervinden – een handige eigenschap voor een dier dat in een nauwe tunnel zowel vooruit als achteruit moet kunnen bewegen.
Mollen kun je effectief vangen met een mollenklem. Dit zijn metalen klemmen met een sterke veer. Het is zeker geen diervriendelijke wijze van vangen want de mol zal het niet overleven maar eenmaal gevangen ben je wel van het probleem af.
De mol komt voor in weilanden, bossen, bosranden, boomgaarden en tuinen. Het grootste deel van de tijd brengt hij door in zelf gegraven tunnels. Vochtige gebieden (met een hoge grondwaterstand) worden gemeden.
Kleine oogjes. Een mol heeft hele kleine oogjes die verstopt zitten in zijn dichte zwarte vacht. Hij kan er niet zo goed mee zien, maar blind is hij niet.
Een kleine tuin zal dus meestal maar plaats bieden aan één mol. Omdat die mol zijn eigen territorium heeft, is het verwijderen van je bodemgast vaak zinloos. Het enige wat je doet is een thuis aanbieden aan een nieuw exemplaar. En dan nog een thuis met een voorgegraven gangenstelsel.
Mollen leveren een belangrijke bijdrage aan het ecosysteem en de bodemvruchtbaarheid, door gangen te graven waardoor water en zuurstof tot diep in de aarde kunnen doordringen. Omdat ze larven eten die graswortels vernietigen, zijn ze (op de molshopen na) ook goed voor het gazon.
Mollen graven gangen tot zo'n 120 centimeter diep, dit zijn de diepgelegen gangen. Deze gangen zijn ongeveer 5 centimeter breed. De mol graaft soms ook gangen die meer aan de oppervlakte liggen. De ondergrondse gangen zijn soms wel 200 meter lang.
Zijn reuk- en tastzintuigen zijn dusdanig ontwikkeld dat hij ondergronds goed uit de voeten kan. Hierdoor kan een mol met 7 km/u ondergronds graven en per uur graven ze gangen tot en met 15 meter lang.
Door ijzeroxiden in de bodem kleuren lichtere dieren vaak oranje of geel. Nog kenmerkender zijn de tot grote graafhanden omgevormde voorpoten, met elk vijf vingers met puntige nagels en een duimpje. Deze poten dienen uiteraard om de gangen te graven. Een mol is niet blind maar ziet slecht.
Het beste moment om mollen te vangen is in het najaar, in de winter (wanneer het niet vriest) of in het voorjaar. Dan zijn mollen namelijk actief. Je kunt mollen vangen met een speciale mollenklem.
Wil je knoflook gebruiken of toch liever een mollenklem? Dan moet je weten waar de hoofdgang van de mol ligt. Graaf de molshoop voorzichtig een beetje uit. Zo kun je voelen welke kant de hoofdgang precies opgaat.
Dieper graven van nieuwe gangen levert grond op die ze kwijt moeten. Wanneer het weer warmer wordt, kruipen de regenwormen weer richting aardoppervlak. De mol gaat er ook dan weer achteraan, graaft nieuwe gangen en werpt dus extra hopen op.
Mollen houden niet van water, dus het zou logisch zijn om te denken dat je ze kunt verjagen door water in de mollengangen te spuiten. Het probleem is echter dat mollengangen ellenlang kunnen zijn. Voor je het weet, ben je honderden liters kwijt en heeft de mol zich slechts verplaatst.
De territoria van vrouwelijke mollen zijn circa 0,2 hectare groot en die van mannetjes 0,3 hectare. In het paarseizoen vergroten mannelijke mollen hun territorium echter tot 0,7 hectarea, wat ongeveer even groot is als een gemiddeld voetbalveld.
De mol kan zich met een ongelooflijke snelheid van 7 km/u ondergronds voortbewegen; bovengronds is dat 5 km/u. De mol is niet 24 uur per dag actief, meestal zijn er 2 tot 3 activiteitsperioden van ongeveer 4 uur.
De molshoop spoelen met een tuinslang
Je tuinslang erbij pakken! Druk je tuinslang middenin de molshoop en vind met waterkracht de opening van de hoop. Vaak zit die in het centrum van de molshoop. Spoel net zo lang tot het water gemakkelijk in de grond wegzakt, dan heb je de opening gevonden.
Het meest opvallende zijn de twee voorpoten, die naar buiten gedraaid staan. Een mol kan zich, zowel vooruit als achteruit voortbewegen. Dit met zo'n 8 km /u.
Strooi uien of knoflooksnippers in de gangen. Door de stank worden de mollen verjaagd. Stop een in terpentijn, ammonia of petroleum gedrenkte doek in de mollengang. Plant keizerskronen (Fritillaria imperialis) in groepjes om de 8 m.