Als je geen rooie cent hebt, heb je helemaal niets. Je bent blut, je hebt geen cent te makken. Er zijn verschillende varianten van deze uitdrukking in omloop: geen koperen cent hebben, geen roodkoperen cent hebben, geen rooie rotcent hebben, geen halve cent hebben en kortweg geen cent hebben.
De uitdrukking 'geen cent te makken hebben' is ontstaan op de markt. Marktkoopmannen en mensen die op de markt kochten spraken wel eens van 'n cent 'n makke, waarmee ze zichzelf als het ware vervloekten. 'Elke cent die ik minder verdien of die het mij extra kost, kan me een makke bezorgen!
'Roodje' en 'geeltje'
Een 1000-guldenbiljet uit dezelfde serie had een rode achterkant en het 25-guldenbiljet een gele. Daar komen de uitdrukkingen 'een rooie rug' of 'een roodje' voor 1000 gulden en 'een geeltje' voor 25 gulden vandaan. Overigens was 200 gulden begin vorige eeuw een vermogen.
Wie geen cent te makken heeft, heeft helemaal geen geld. Het Groot Uitdrukkingenwoordenboek van Van Dale (2006) vermeldt dat geen cent te makken hebben waarschijnlijk een verbastering is van de Bargoense uitdrukking 'n cent 'n makke.
De begrippen cent, centen en cents (Latijn honderd) worden op verschillende manieren gebruikt. Ze duiden altijd op één honderdste deel van iets. Cent (munteenheid): honderdste deel van een munteenheid (meervoud meestal centen). Cent (muziek): logaritmische schaal voor frequentieverhoudingen (meervoud meestal cents).
Geld speelt geen rol als je zo rijk bent dat geld niet op kan (Gevleugelde uitspraak van heer Ollie B. Bommel).
Anderen denken dan juist weer met nostalgische gevoelens terug aan deze door Oxenaar ontworpen serie. Bekende biljetten die ingevoerd werden, waren de zonnebloem (50 gulden), snip (100 gulden) en de vuurtoren (250 gulden).
Bargoens: bankbiljet van duizend (gulden of euro). Ook: rooie rug of rooie.
De naam voor het biljet van 1000 gulden is ontstaan na 1860 toen het eerste biljet van 1000 gulden gedrukt werd. De naam rode rug had het biljet te danken aan de rode achter- kant.
Goed in de slappe was zitten betekent 'veel geld hebben'. Slappe was komt ook weleens los voor, in de betekenis '(papier)geld'. De uitdrukking is vermoedelijk in de negentiende eeuw ontstaan. De precieze herkomst is niet duidelijk, maar de meeste uitdrukkingenwoordenboeken verwijzen naar soldatentaal.
Zich blauw betalen/ergeren: veel, in sterke mate. Iemand op zijn blauwe ogen geloven: er zomaar van uitgaan dat iemand de waarheid spreekt. Blauw bloed hebben: van adel zijn.
Geld over de balk gooien/smijten betekent: 'geld verspillen, met geld smijten', 'veel te veel uitgeven (aan nutteloze dingen)'.
Kwartje was de populaire naam van het Nederlandse vijfentwintigcentsstuk, een munt in het muntstelsel uit het koninkrijk. De naam is afkomstig van zijn waarde van een kwart gulden, al heeft de waardeaanduiding altijd 25 cent geluid.
25 cent – heitje, maffie. gulden – piek, pegel, pop. 1,5 gulden – daalder.
Een muntje van 1 cent uit Monaco, uit 2001 of 2002, is om en bij de 100 euro waard. Hetzelfde geldt voor een muntje van 2 cent uit het Vaticaan uit 2002 of 2003. Nog een zeldzaam rostje is dat van 1 cent dat Finland in 2001 uitgaf.
- Bas of beissie (naast 'dubbeltje' ook 'vijf gulden'). De namen komen waarschijnlijk van beis (Jiddisch) of bet (Hebreeuws), de aanduiding voor de letter B met 'twee' als getalswaarde. Een bas knaken is vijf gulden. Ook kan met beissie een dubbele stuiver, een dubbeltje dus, bedoeld worden.
Een joetje (of joet, joedje, juutje) is tien gulden.
Een bankbiljet van 40 gulden uit 1814 heeft op een veiling 73.000 euro opgebracht. Een recordbedrag, zegt de Nederlandsche Muntenveiling in Weesp. De eigenaar kocht het biljet in de jaren 90 voor omgerekend 20.000 euro.
Een dubbeltje op z'n kant is een uitdrukking die aangeeft dat iets maar net goed is gegaan. Als je al dan niet met veel geluk een krappe voldoende op een toets haalt en daardoor nét je diploma behaalt, was dat een dubbeltje op zijn kant. Het had namelijk zomaar anders kunnen aflopen.
Geldwolf = 1) Geldduivel 2) gierigaard 3) Gortenteller 4) Hebberd 5) Hebzuchtig mens 6) Hebzuchtig persoon 7) Iemand die altijd op geld uit is 8) Inhalig persoon 9) Persoon die uit is op geld 10) Poenig roofdier 11) Vrek 12) Zeer hebzuc...
Wáár voor uw geld. De betekenis van deze woorden is een ieder wel bekend. Iets terug krijgen voor je geld, iets waar je tevreden over bent.