U kunt en u kan zijn allebei correct. In Nederland wordt u kan informeler en in geschreven taal minder verzorgd gevonden dan u kunt. In België wordt het gebruik van u kan niet als informeel beschouwd.
Beide zijn goed, maar er is wel een zeker verschil in stijl. Het verschil zit 'm in de stijl: je kan is informeler en meer spreektaal. Bij het schrijven kun je beter kiezen voor je kunt.
Je kunt en je kan zijn allebei correct.
In Nederland wordt je kan informeler gevonden dan je kunt. In België wordt het gebruik van je kan niet als informeler beschouwd. Vergelijkbare werkwoorden zijn willen en zullen: je wilt / je wil, je zult / je zal.
Het werkwoord kunnen heeft twee varianten bij de jij-vorm: je kunt en je kan. Beide vormen zijn dus juist, maar er is wel een verschil in gebruik.
Je kunt en je kan zijn allebei correct. De vorm kun(t) is de neutrale vorm in het hele taalgebied: je kunt, jij kunt, kun je, kun jij. In België is ook de vorm kan neutraal; in Nederland wordt die als informeler beschouwd: je kan, jij kan, kan je, kan jij.
Kunnen: 'in staat zijn te doen', 'mogelijk zijn'
Kunnen betekent 'in staat zijn om iets te doen', 'ergens de capaciteiten voor hebben' en 'mogelijk zijn'. Voorbeelden: Ze kan goed Nederlands spreken. Hij kan heel hard fietsen.
Bij de vervoeging van het werkwoord 'kunnen' gelden geen duidelijke regels. Je moet uit je hoofd leren hoe je dit werkwoord vervoegt. Met Slimleren kun je op een leuke manier thuis extra oefenen met de vakken waar jij moeite mee hebt.
Zoudt u is erg formeel; de gewone vorm bij u is zou. (1b) Meneer, zou u ons willen helpen? (2a) Zou u, alvorens een besluit te nemen, het rapport van de onderzoekscommissie kunnen nalezen? (3b) U zou mij hier een groot genoegen mee doen.
Is het waar dat er nooit een komma voor en mag staan? Nee, dat is niet waar. Als een komma de duidelijkheid of leesbaarheid van een zin vergroot, kan hij worden toegevoegd, óók voor en.
U wil en u wilt zijn beide correct. In Nederland wordt de voorkeur gegeven aan “u wilt”, zeker in formele of academische teksten. In Vlaanderen is “u wil” ook heel gebruikelijk.
Je zult en je zal zijn allebei correct.
In Nederland wordt je zal informeler gevonden dan je zult. In België wordt het gebruik van je zal niet als informeler beschouwd. Vergelijkbare werkwoorden zijn kunnen en willen: je kunt / je kan, je wilt / je wil.
Je schrijft een 'w' als je 'u' combineert met een substantief. Het substantief staat direct achter 'uw'. Je schrijft dus een 'w' als je 'u' possessief gebruikt. Uw koffie staat klaar.
Zij wil, zonder t, is de enige correcte variant. Op dit moment wordt “zij wilt” nog niet geaccepteerd als Standaardnederlands. Zij wil met haar vriendin op vakantie.
Conform de andere persoonlijke voornaamwoorden, schrijven we u (en ook het bezittelijk voornaamwoord uw) met een kleine letter, behalve als het aan het begin van een zin staat. (1) Ik verzoek u vriendelijk om te vertrekken. (2) We hebben uw boek gevonden.
Kunnen heeft de betekenis van in staat zijn (te) of mogelijk zijn (te). Kunnen is een hulpwerkwoord en wordt daarom altijd gevolgd door een infinitief (of de zin kan zo herschreven worden dat dit alsnog het geval is). Het kan vriezen en het kan dooien. Dat kan worden geregeld.
Bij sterke werkwoorden (ook wel 'onregelmatige werkwoorden' genoemd) verandert de klinker in de verleden tijd en eindigt het voltooid deelwoord op -en: lezen - las - gelezen. lopen - liep - gelopen. helpen - hielp - geholpen.
De persoonsvorm in de verleden tijd spel je met te(n) of de(n) achter de stam. Als de stam al op een t of een d eindigt, schrijf je dubbel t of dubbel d.
Als een werkwoordelijke eindgroep met een voltooid deelwoord meer dan twee werkwoorden bevat, staat het voltooid deelwoord bij voorkeur helemaal in het begin van de eindgroep of volledig aan het eind, maar beter niet tussen de andere werkwoorden in. Hij zou dat onderzoek gedaan moeten hebben / moeten hebben gedaan.
Voor het enkelvoud zijn wilde en wou allebei correcte verledentijdsvormen. Voor het meervoud is wilden de correcte verledentijdsvorm. In de spreektaal wordt voor het meervoud weleens wouden of wouen gebruikt, maar in verzorgd taalgebruik kunt u die vormen beter vermijden.
kon (enkelv.) konden (meerv.)