”Waarom iemand muzikaler of beter in zingen is wordt ongeveer voor 40 tot 60 procent bepaald door genetische factoren”, vertelt onderzoeker Laura Wesseldijk. ”Ongeveer 10 tot 20 procent wordt bepaald door familie- en omgevingsinvloeden en de rest door unieke omgevingsinvloeden.”
Iedereen wordt geboren met stembanden en door die stembanden op de juiste manier te trainen kan ook jij goed leren zingen. Goed zingen ziet er vaak makkelijker uit dan het daadwerkelijk is. Als iemand goed kan zingen wordt dat gezien als een aangeboren talent, maar niets is minder waar.
Vals zingen kan meerdere oorzaken hebben. Sommige mensen kunnen het verschil in toonhoogte niet horen, hoe goed ze ook hun best doen. Anderen horen de toon wel maar kunnen deze zelf niet precies nazingen. Maar het kan ook liggen aan de werking van je 'zangspieren' of een slechte ademtechniek.
Ieder mens heeft circa 20.000 genen: de erfelijke eigenschappen. We erven allemaal eigenschappen van onze ouders. Denk bijvoorbeeld aan lengte of de kleur van de ogen, maar ook aandoeningen kunnen erfelijk zijn.
Een happy-gen, intelligentie-gen, ouderdoms-gen of zelfmoord-gen bestaan niet. Hoe gezond je bent hangt van veel dingen af: van hoe je leeft, wat je hebt meegemaakt, met wie je omgaat, van toeval én door verschillende genen, alles in combinatie met elkaar.
Als je dezelfde vader of moeder hebt, zijn je broers en zussen je biologische familie. Een groot deel van het DNA is bij iedereen hetzelfde. Maar sommige stukken DNA verschillen per persoon. Iedereen heeft zijn of haar eigen varianten in het DNA en daardoor een eigen 'DNA-profiel'.
Voor iedere eigenschap erf je genen van je vader en genen van je moeder. Van die genen bestaan verschillende soorten: dominante genen, recessieve genen en genen die co-dominant zijn. Dominante genen, het woord zegt het al, overheersen.
Genen van ouders bepalend
Je bloedgroep erf je van je ouders. Je vader en moeder geven ieder één kopie van het bloedgroep-gen aan jou door. Dit kan een A, B of O zijn. De kopie van je vader bepaalt samen met de kopie van je moeder welke bloedgroep jij krijgt.
Je erft dingen van je ouders. Dat betekent dat ze bepaalde eigenschappen die zij hebben, doorgeven aan jou. Erfelijke eigenschappen zijn bijvoorbeeld de kleur van je huid, je haar en je ogen. Maar ook de vorm van je neus en andere lichaamsdelen.
De eenvoudigste manier om jouw zangstem te bepalen is het zingen van de toonladder. Zing de octaven van de toonladder van laag naar hoog. Bepaal welke lage noot je helder kunt zingen en ga dan steeds een toon hoger tot je niet verder kunt. Je weet nu wat het bereik van je stem is.
De makkelijkste manier om dit te vinden, is bij jezelf nagaan welke nummers je het liefst meezingt/meeblèrt. Zitten deze nummers ongeveer op dezelfde toonhoogte? Dan zal dit geen toeval zijn. De kans is groot dat je deze nummers meezingt omdat je het idee hebt dat je stem het beste klinkt in dit bereik.
'Oefening baart kunst' is dus zeker van toepassing wanneer je wilt leren zingen. Wanneer je elke dag oefent zal je al na zo'n 4 weken resultaat hebben. En na 3 maanden kan je een compleet andere zangstem hebben. Met goede zanglessen kan ook jij leren zingen.
Iemand van zestig heeft niet meer de stembanden van iemand van twintig, maar het verbeteren van de stem en de juiste technieken aanleren kan altijd nog. Met training wordt alles beter en makkelijker. Daarnaast is het een heerlijke bezigheid wat niet aan een leeftijd gebonden is.
Meezingen is gezond
Daarnaast komt er tijdens het zingen ook endorfine vrij, wat pijn en stress vermindert en het gevoel van geluk en plezier vergroot. Zingen helpt volgens klinisch psycholoog, gedragstherapeut en hoogleraar psychologie aan de Universiteit van Leuven, Filip Raes, ook de ademhaling te verbeteren.
Er zijn verschillende manieren om erachter te komen of je toondoof bent. Je hebt moeite om muzieknoten van elkaar te onderscheiden met je gehoor. Je kunt geen toon houden als je zingt. Je kunt geen instrument bespelen, hoe vaak je ook oefent.
Dan is het zaak om een intelligente moeder te vinden. Intelligentie hebben kinderen namelijk vooral te danken aan de genen die zij van hun moeder hebben geërfd.
Uit de studies is gebleken dat ongeveer 70% van het IQ erfelijk is en dat de overige 30% door omgevingsfactoren wordt bepaald. Wat bepaalt nog meer intelligentie? Gezondheid, slaap, beweging, kwaliteit van het onderwijs en andere omgevingsfactoren kunnen de intelligentie beïnvloeden.
Niet zo gek als je bedenkt dat ieder mens 30.000 genen heeft: de helft van z'n vader en de andere helft van z'n moeder.
Door de wettelijke verdeling krijgt de langstlevende echtgenoot of geregistreerde partner alle goederen van de nalatenschap. Pas als de langstlevende echtgenoot of partner overlijdt, erven de kinderen. Soms zijn dit kinderen uit een eerder huwelijk.
Ontwikkeling van intelligentie
De ontwikkeling van de intelligentie van je kind hangt af van het samenspel tussen de aangeboren aanleg en de omgeving waarin het opgroeit. Een stimulerende omgeving helpt bijvoorbeeld de intelligentie te ontwikkelen die je kind via de genen heeft meegekregen.
Uit onderzoek is gebleken dat de helft van ons karakter genetisch bepaald is (en dus wordt overgedragen door onze ouders), terwijl we de andere helft ontwikkelen terwijl we opgroeien. Als het om een jonge baby gaat, speelt erfelijkheid een belangrijkere rol.
Genen invloed op lengte
Hoe lang je wordt, hangt onder andere af van de genen die je van je ouders erft. Daarom heeft een groot deel van de kinderen ongeveer dezelfde lengte als de ouders. Er zijn heel veel genen die samen een rol spelen bij hoe lang iemand wordt.
Persoonlijkheid is erfelijk, maar…
Laten we dus beginnen met de erfelijkheid van onze persoonlijkheid. Er wordt geschat dat dit ongeveer tussen de 40 en 50 procent ligt. Natuurlijk nemen we een paar kenmerken van onze ouders over tijdens onze opvoeding. Kinderen imiteren hun ouders nu eenmaal.
Bij de bevruchting smelt de ei- en zaadcel samen en bevat het nieuwe wezen zo weer 46 chromosomen, 23 van zijn vader (de zaadcel) en 23 van mijn moeder (de eicel). Voor iedere erfelijke eigenschap heb je 2 genen, 1 van je vader en 1 van je moeder.