er ingaan (Van Dale): ergens naar binnen gaan - Ik zag hem het huis ingaan. Ik zag hem er ingaan. erin gaan (Taaladviesdienst): in = voorzetsel (hier als achterzetsel), gaan = werkwoord - Ik zag hem het huis in gaan.
ingaan - Werkwoord 1. (inerg) ~ op: ergens op reageren ♢ De voorzitter wilde niet op vragen ingaan. 2. ergatief van start gaan ♢ Gisteren is de zomertijd ingegaan.
We schrijven eraan aan elkaar als de combinatie een voornaamwoordelijk bijwoord is. Dat is het geval als u de combinatie kunt vervangen door het oorspronkelijke voorzetsel en een naamwoord. Na eraan kan ook een dat-zin of een beknopte bijzin volgen.
We schrijven waarin aan elkaar als de combinatie een voornaamwoordelijk bijwoord is.
Het verschil zit 'm in de stijl: je kan is informeler en meer spreektaal. Bij het schrijven kun je beter kiezen voor je kunt. Tegenwoordig kom je in teksten steeds vaker de informele vorm je kan tegen. Dat klinkt wat vlotter en moderner .
Of je beide of beiden schrijft, hangt af van de vraag waarnaar het verwijst. Als het over twee personen gaat, schrijven we beiden. In alle andere gevallen blijft de n achterwege. Dat is het geval als het gaat om twee dingen, maar ook als er sprake is van een persoon en een ding.
Het voltooid deelwoord van het werkwoord kunnen is gekund. Gekunnen* komt soms voor, maar die vorm is geen standaardtaal.
We schrijven ertoe aan elkaar als de combinatie een voornaamwoordelijk bijwoord is. Dat is het geval als u de combinatie kunt vervangen door het oorspronkelijke voorzetsel en een naamwoord. De vorm -toe gaat terug op het voorzetsel tot.
Correct is: Ik zal ervoor zorgen. Ervoor is een voornaamwoordelijk bijwoord.
Het is 'We kijken ernaar uit. ' 'Ernaar' = 'naar het genoemde', en 'uit' hoort bij 'uitkijken'.
Eruit zien is de correcte spelling als zien deel uitmaakt van een afzonderlijk zinsdeel. Eruit is dan een voornaamwoordelijk bijwoord dat u kunt vervangen door het oorspronkelijke voorzetsel uit en een naamwoord. Een enkele keer wordt er los geschreven van uitzien.
Het eerst en het eerste zijn allebei correct in zinnen waarin het eerst(e) een afzonderlijk zinsdeel is. Eerst(e) is dan geen bepaling bij een zelfstandig of bijvoeglijk naamwoord, zoals in het eerste woord en het eerst bezochte land. Het eerst komt meer voor in geschreven taal, het eerste in gesproken taal.
Teveel is een zelfstandig naamwoord dat “een overschot” betekent. Het wordt voorafgegaan door een lidwoord (een teveel, het teveel). Te veel, met spatie, betekent “een te groot aantal” of “meer dan nodig/gewenst”.
Werkwoord. De voorzitter wilde niet op vragen ingaan.
Toelichting. Uiteindelijk en ten slotte kunnen deel uitmaken van een rangschikkende aaneenschakeling en hebben dan allebei de betekenis 'op den duur' of 'ten laatste, tot slot'.
Kokanje kan verwijzen naar: Land van Kokanje of Luilekkerland. tijdens de productie van kleurstof uit wede: 'kokanjes' zijn de bolletjes kleurstof.
We schrijven erbij aan elkaar als de combinatie een voornaamwoordelijk bijwoord is. Dat is het geval als u de combinatie kunt vervangen door het oorspronkelijke voorzetsel en een naamwoord. Na erbij kan ook een dat-zin of een beknopte bijzin volgen.
Eropuit wordt aan elkaar geschreven in enkele vaste combinaties. In die combinaties is eropuit een voornaamwoordelijk bijwoord dat samen met het werkwoord een eenheid vormt met een specifieke betekenis. eropuit gaan (= op reis, op weg gaan): We gaan eropuit.
De delen van het voornaamwoordelijk bijwoord waarnaar zijn ook van elkaar gescheiden als er tussen waar en naar andere zinsdelen staan. Vaak is zowel de volgorde met de gesplitste vorm als die met de ongesplitste vorm mogelijk. Waar wil je naar/ waarnaar wil je informeren?
De correcte spelling is te werk gaan. Ook in de vervoegde vormen worden de delen los geschreven. Om een betrouwbaar resultaat te krijgen, moeten we heel nauwgezet te werk gaan.
We schrijven waaraan aan elkaar als de combinatie een voornaamwoordelijk bijwoord is.
De spelling van waaruit is altijd correct.
Je kunt en je kan zijn allebei correct.
In Nederland wordt je kan informeler gevonden dan je kunt. In België wordt het gebruik van je kan niet als informeler beschouwd. Vergelijkbare werkwoorden zijn willen en zullen: je wilt / je wil, je zult / je zal.
U kunt en u kan zijn allebei correct. In Nederland wordt u kan informeler en in geschreven taal minder verzorgd gevonden dan u kunt. In België wordt het gebruik van u kan niet als informeel beschouwd.