Ik woonde vroeger in Gent (onvoltooid verleden tijd) en Ik heb vroeger in Gent gewoond (voltooid tegenwoordige tijd) zijn allebei correct.
Een historisch uittreksel is een uittreksel uit de Basisregistratie Personen (BRP) met daarop een overzicht van alle adressen in Nederland waar u hebt gewoond. U kunt het uittreksel aanvragen in de gemeente waar u nu ingeschreven staat.
woonde en woonden noemen we de verleden tijd.
Werkwoord. Ik woonde. Jij woonde. Hij, zij, het woonde.
Het werkwoord willen geven we in de derde persoon enkelvoud geen -t: hij wil, wil hij. De vorm hij wilt* (of wilt hij*) is niet correct.
Het woord zouden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Immers: er gebeurde iets 'na dat' er iets anders was gebeurd. Een paar voorbeelden: Goed: nadat we waren ingestapt ging de trein rijden. Fout (minder goed): nadat we instapten ging de trein rijden.
Waarom geen dt in de verleden tijd? In de verleden tijd zie je de lettercombinatie dt niet aan het eind van een werkwoord, omdat daar nooit een letter t wordt toegevoegd.
Het werkwoord verhuizen wordt als volgt vervoegd: ik verhuis, jij verhuist, wij verhuizen, jij verhuisde, wij verhuisden, wij zijn verhuisd. De stam (het hele werkwoord min -en) van verhuizen is verhuiz. Bij werkwoorden waarvan de stam op een z eindigt, verschijnt in de verleden tijd een d: verhuisde.
Online uw gegevens bekijken via MijnOverheid.nl
Via MijnOverheid kunt u controleren met welke gegevens u staat ingeschreven in de BRP. U kunt inloggen met uw DigiD. Na het inloggen klikt u op Identiteit. Vervolgens klikt u door naar uw persoonsgegevens.
Kan ik een overzicht krijgen van instanties die mijn persoonsgegevens hebben opgevraagd? Ja, dat kan. De gemeente kan u een overzicht leveren van instanties die uw gegevens in de Basisregistratie Personen (BRP) hebben geraadpleegd. Het overzicht is gratis.
Uw persoonsgegevens of van uw kinderen inzien
Dan kunt u op MijnOverheid.nl onder 'Persoonlijke gegevens' zien hoe u of uw kinderen geregistreerd staan in de BRP. Hiervoor moet u zich eerst aanmelden met een DigiD. Heeft u geen DigiD? Registreer u dan eerst via Digid.nl.
Bepaald of onbepaald zelfstandig naamwoord
Het woord 'dat' wordt gebruikt als je verwijst naar een bepaald zelfstandig naamwoord. Voor onbepaalde verwijzingen gebruik je daarentegen 'wat'. Dit leidt bijvoorbeeld tot de volgende zinnen: Het boek dat hij heeft gekocht, heeft een blauwe kaft.
De correcte vervoeging is je/jij wordt.
Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging word je/jij. Bij combinaties met je is het niet altijd even duidelijk of je het onderwerp van de zin is. Als u daaraan twijfelt, kunt u je proberen te vervangen door jij of jou(w).
Die verwijst naar enkelvoudige de-woorden en meervoudige de-/het-woorden. Dat verwijst naar enkelvoudige het-woorden. Wat verwijst naar onbepaalde voornaamwoorden, overtreffende trappen, hele zinnen en een hoedanigheid.
Bij de onvoltooid verleden tijd gaat het over een handeling die op een exact moment in het verleden plaatsvond. Bij de voltooid verleden tijd gaat het om een afgeronde handeling ergens in het verleden. In een zin die in de onvoltooid verleden tijd staat, komt geen hulpwerkwoord voor.
De onvoltooid verleden tijd wordt om te beginnen gebruikt om een aantal samenhangende, doorgaans opeenvolgende gebeurtenissen in het verleden te beschrijven; het gaat dan vaak om een verhalende context, bijvoorbeeld een boek, een levensbeschrijving of een recente (uit meerdere zinnen bestaande) gebeurtenis.
Gebruik wij als er nadruk op ligt: 'Wij zijn verantwoordelijk voor de juiste afhandeling van klachten. ' Gebruik we als er niet zo veel nadruk ligt op het woord: 'Zoals we hebben afgesproken', 'Als u graag gebeld wilt worden, nemen we contact met u op. '
Je wilt en je wil zijn allebei correct.
In Nederland wordt je wil informeler gevonden dan je wilt. In België wordt het gebruik van je wil niet als informeler beschouwd. Vergelijkbare werkwoorden zijn kunnen en zullen: je kunt / je kan, je zult / je zal.