redde (verl. tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gered (volt.
Bij je of jij komt er een t achter als je of jij vóór het werkwoord staat. Je wordt beter in taal. Jij landt niet 's nachts, toch? Je redt het wel.
Uitleg bijvoeglijk gebruikte voltooid deelwoorden
De stam van “redden” is bijvoorbeeld “red”. Het bijvoeglijk gebruikte voltooid deelwoord wordt dan “geredde” en niet “gerede”.
De verleden tijd van wedden is 'wedde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gewed'.
Ik praatte. Jij praatte. Hij, zij, het praatte.
Kostte is namelijk de verledentijdsvorm van kosten, en alleen de aanvoegende wijs koste heeft de betekenis 'het mag kosten'. De verleden tijd kostte is uiteraard wel juist in zinnen als 'Het kaartje kostte 70 euro' en 'Het kostte me een dag, maar ik heb Mount Snowdon beklommen.
Wat is juist: 'Zij paste de bal' of 'Zij passte de bal'? 'Zij passte de bal' is juist. De vervoeging van het werkwoord passen, in de betekenis 'de bal toespelen', is: passen - passt - passte - gepasst. Engelse werkwoorden kunnen op een dubbele medeklinker eindigen.
Voorbeeld: eten - at - gegeten; kopen - kocht - gekocht.
Waarom geen dt in de verleden tijd? In de verleden tijd zie je de lettercombinatie dt niet aan het eind van een werkwoord, omdat daar nooit een letter t wordt toegevoegd. Een paar voorbeelden: ik liep, hij liep.
Vergrootte is de verleden tijd van het werkwoord vergroten.
Om de verleden tijd te vormen, voegen we -te(n) toe aan de stam: vergroot + te(n) = vergrootte(n). Het bedrijf vergrootte zijn winst.
De verleden tijd van bevrijden is 'bevrijdde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft bevrijd'.
Wat is de verleden tijd van beven? De verleden tijd van beven is 'beefde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gebeefd'.
– In de tegenwoordige tijd krijgen werkwoorden die je vervoegt in de tweede en derde persoon enkelvoud altijd een t. Ik loop en hij loopt. En als de stam van het werkwoord eindigt op een d, krijg je dt: ik vind, hij vindt.
Twijfel je of een voltooid deelwoord op een 't' of op een 'd' moet eindigen? Probeer het dan te vervoegen, zoals in deze voorbeelden: voltooid/voltooit: 'ik voltooide' is met een 'd', dus 'voltooid' eindigt ook op een 'd'. geleefd/geleeft: 'ik leefde' is met een 'd', dus 'geleefd' eindigt ook op een 'd'.
Is het onderwerp 'ik'? Dan schrijf je aan het eind van het werkwoord alleen een -d. Goed: Ik vind deze schoenen erg mooi. Fout: Ik vindt deze schoenen erg mooi.
Wanneer gebruik je 't kofschip? Je kind gebruikt 't Kofschip om te bepalen of het voltooid deelwoord of de persoonsvorm verleden tijd van een zwak werkwoord op een d of t eindigt. Dit ezelsbruggetje biedt overigens alleen uitkomst bij zwakke werkwoorden en kan niet gebruikt worden voor sterke werkwoorden.
De medeklinkers uit 't kofschip, dus de t, k, f, s, ch en p, helpen je te bepalen of een zwak werkwoord de uitgang -te of -de krijgt in de verleden tijd. De uitgang -te wordt toegevoegd aan werkwoorden waarvan de stam (= het hele werkwoord zonder de uitgang -en) eindigt op een van die medeklinkers uit 't kofschip.
Had is van toepassing op een situatie die niet meer bestaat, het is verleden tijd. Heeft gebruik je als de situatie nog bestaat en de gevolgen ervan te ondervinden zijn.
Zonder t. Het is geen werkwoordsvorm maar een zelfstandig naamwoord. Het en een antwoord wordt altijd op dezelfde wijze geschreven.
De verleden tijd van reizen is 'reisde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gereisd'.