Wanneer iets 1 / 3 deel is van iets anders, kan je de breuk omzetten naar een kommagetal: 1 / 3 = 0,33. Dit wil dan zeggen dat het ongeveer 33 % zal zijn.
Wanneer iets 1/3 deel is van iets anders, kan je de breuk omzetten naar een kommagetal: 1/3 = 0,33... Dit wil dan zeggen dat het ongeveer 33 % zal zijn.
Zo'n 100e deel heet een procent, aangeduid met %. De helft, 1/2, is dus 50%. Een kwart, 1/4, is dus hetzelfde als 25%.
Het geheel is 100%. Daar moet je het 1 7 deel van nemen. 100 % : 7 = 14 2 7 %. Reken deze breuken om naar procenten.
De verhouding 2 : 3 komt overeen met een breuk van 2/3. Dit geeft 0,6666... en afgerond is dat 0,667 op drie decimalen nauwkeurig. In procenten is dat 66,7%.
Als je 1/3 door 2 deelt, dan krijg je een stuk dat 6 keer in de hele taart past. 1/3 : 2 is dus 1/6.
Een hele is verdeeld in acht gelijke stukken, oftewel: 1 : 8 =. Daar hoort het kommagetal 0,125 en het percentage 12,5% bij.
De breuk 2⁄5 is dus gelijk aan 40%, het percentage dat bij de strook uit het voorbeeld hoort.
1/5 deel = 0,2 × 100 % = 20 %
Een percentage van een bedrag berekenen – percentage : 100 x bedrag Voorbeeld: Hoeveel is 20% van 500 euro? Deel eerst het percentage door 100.20 : 100 = 0,2. Vermenigvuldig dit getal met het bedrag. 0,2 x 500 = 100 Het antwoord is 100 euro.
Een percentage van een getal berekenen is heel eenvoudig. Je rekent eerst 1 procent uit van het getal. Je doet dit door het getal te delen door 100. Vervolgens vermenigvuldig je de uitkomst met het percentage.
Hoe bereken je procenten? Je kunt procenten berekenen door eerst 1% uit te rekenen. Je deelt dan het getal door 100. Vervolgens vermenigvuldig je de uitkomst met het percentage dat je wilt weten.
(twee derde), ook geschreven als 2/3 (2/3) en 2:3. We noemen zulke getallen breuken. We schrijven het als een streep, de breuk- of deelstreep, met een getal erboven en een getal eronder. Ook wordt de breuk wel op een lijn geschreven, met een schuine breukstreep.
Wanneer je de helft van een getal uit wil rekenen, deel je dit getal door twee.
Je verdeelt één pannekoek onder drie kinderen. Elk kind krijgt dan een derde pannekoek want één gedeeld door drie is gelijk aan een derde; 1 : 3 = 1/3.
Een procent betekent een honderdste deel. Denk maar aan een euro cent. Dat is ook het honderdste deel van een euro. Je deelt dus het getal door 100 en dan krijg je één procent van dat getal.
Als de bakker jou twee van die stukken geeft, dan heb je "twee achtsten" of "twee achtste delen" van de taart. Je schrijft dan [2/8]. Dat is evenveel als één vierde deel, [1/4].
De breuk 1⁄3 is dan gelijk aan 4⁄12 .
Aan een half woord genoeg hebben, van tevoren weten wat de ander wil zeggen en elkaar in één blik begrijpen. Als je zover bent, dan werk je waarschijnlijk al lang samen en dat is niet voor niets!
Half is de benaming voor het breukgetal 1/2 (½), dus een gedeeld door twee. Half is iets als het in twee gelijke delen wordt gesplitst. Bij zelfstandig gebruik zegt men de helft.