Een goed portret staat of valt met het juiste licht. Gebruik bij voorkeur zacht, diffuus licht. Zo voorkom je harde schaduwen die rimpels benadrukken en van de neus een slagschaduw maken. Zacht licht krijg je door je lichtbron groter of indirecter te maken.
De ogen zorgen ervoor dat een portret echt tot leven komt. Slijp je potlood goed en teken de omlijning van de ogen waarbij de bovenste lijn precies door het midden van de ogen loopt. Teken vervolgens de pupillen en de lijn waar je de mond gaat tekenen.
In Nederland mag je principe mag je foto's maken van toevallige voorbijgangers. Zolang zij niet het hoofdonderwerp van je foto vormen, mag je ze in beeld brengen en de foto verspreiden zonder expliciete toestemming. Is iemand op straat wel het hoofdonderwerp van je foto, dan hebben ze in principe portretrecht.
We kunnen je aanraden om een portret op een groot diafragma zoals f/2.8 te maken zodat je een mooie scherptediepte in je foto krijgt en het model er echt uitknalt.
Diafragmavoorkeuze (A- of Av-stand) is het populairste belichtingsprogramma onder portretfotografen. Wanneer je deze stand gebruikt hoef je alleen maar zelf het diafragma te kiezen, de camera bepaalt dan zelf de bijpassende sluitertijd. Diafragmavoorkeuze geeft directe controle over de scherptediepte.
Een goede vuistregel is dat de het sluitertijd-getal hoger moet zijn dan de brandpuntsafstand waarop je fotografeert. Dus bij 200mm gebruik je minimaal 1/250 seconde. Omgekeerd geldt dat je met een grote hoek gerust een langere sluitertijd kunt gebruiken. Op 18mm werkt 1/20 seconde nog prima.
Diafragmavoorkeuze (de Av- of A-stand)
Bij een laag getal zoals f/2.8 is je onderwerp scherp en de achtergrond zacht en onscherp. Zo komt je onderwerp mooi 'los' in een foto. Wil je juist meer scherpte in het beeld hebben (zoals bij landschapsfoto's), dan is een hoger diafragma-getal zoals f/11 een goede optie.
In het objectief van je camera vind je een verstelbare opening. Deze opening wordt het diafragma genoemd. Door de opening groter of kleiner te maken, bepaal je hoeveel licht er op de sensor van de camera valt. Als je een foto maakt, kun je aan de f-waarde zien hoe groot of klein het diafragma op dat moment is.
Het diafragma bepaalt ook de scherptediepte van het beeld: hoe kleiner de diafragmaopening, des te groter is de scherptediepte. Wanneer de fotograaf zijn onderwerp tegen een onscherpe achtergrond wil, dan kiest hij voor een zo groot mogelijke lensopening (bijvoorbeeld f1.
De sluitertijd bepaalt hoe lang er licht op de sensor van je camera valt. Zo lang de sluiter van je camera open staat, komt er licht op de sensor. Hoe lang de sluiter open staat, heeft invloed op hoe een beweging in beeld komt: bewogen of 'bevroren'.
Hoe hoger het getal, hoe kleiner het diafragma en hoe groter de scherptediepte is. Er is een groter gebied scherp. Hoe kleiner de opening, des te minder er licht er op de sensor valt.
Waarom is het meervoud van fotograaf fotografen en niet fotograven? Het is toch ook brief - brieven en raaf - raven? In het meervoud fotografen zit een f omdat fotograaf rechtstreeks van het Grieks is afgeleid. In Griekse woorden die op een f eindigen, blijft die f ook staan als er in het meervoud -en achter komt.
Een goede creatieve uitlaatklep kan wonderen verrichten voor je geestelijke gezondheid en algemeen geluk. Niet alleen dat, maar het beoefenen van fotografie is zowel bevredigend als stressverlichtend, althans voor sommige mensen. Voor de rest biedt fotografie je nog steeds een manier om om te gaan met rusteloosheid.
Een lens met een lichtsterkte van f/2.8 is een goed uitgangspunt, maar sneller is beter. Je wilt namelijk de sluitertijd kort houden. Zo hou je zoveel mogelijk de vormen en structuur van het noorderlicht intact. Als de sluitertijd te lang wordt vervagen de structuren tot een wazige groene vlek.
Wanneer er weinig licht is om mee te fotograferen kan een lange sluitertijd al gauw voor bewegingsonscherpte zorgen. Je foto zal dan dus vlekkerig en niet scherp zijn! Het instellen van een kortere sluitertijd kan helpen dit te voorkomen. Probeer dus een sluitertijd in te stellen van 1/100 van een seconde of lager.
Een goede vuistregel is om minimaal een sluitertijd aan te houden van 1 / brandpuntsafstand. Als je dus fotografeert met een 50mm lens, dan zorg je voor een sluitertijd van minimaal 1/50 sec. Diafragma – Ook de diafragma keuze heeft invloed op de scherpte in jouw foto.
Fotografeer je een onderwerp op de groothoeklens, je ziet dan een brede hoek in beeld, dan krijgt je foto veel scherptediepte. Zoom je wat meer in, dan krijg je minder scherptediepte in beeld. Op de lenzen van de spiegelreflexcamera's staan waardes aangegeven in mm. Deze geven aan hoe ver je bent in- of uitgezoomd.
Als je alles scherp in beeld wilt hebben van voor tot achter en in de hoeken, dan is het zaak om een klein diafragma te kiezen. Met een klein diafragma wordt een kleine diafragmaopening bedoeld en een groot f-getal. Nu denk je dat je een kleine diafragmaopening moet kiezen van f 16 of f 22 voor de meeste scherpte.
De scherptediepte wordt bepaald door de afstand tussen de camera en het onderwerp en door het diafragma (f-stop) en de brandpuntsafstand van de lens. Afstand:Als u de camera dichter bij het onderwerp brengt, kunnen de achtergrond en de voorgrond van de foto onscherp worden en hebt u een kleine scherptediepte.
Welke sluitertijd moet je kiezen bij beweging? Voor een portretfotografie kun je je camera het beste instellen op 1/250 seconde. Personen bewegen nu eenmaal. Wil je een foto maken van een spelend kind, een sporter of een beweeglijk hier, dan kun je je sluitertijd het beste instellen op 1/1000 tot 1/1250 seconde.
ISO 100: Dit is de beste keuze voor het maken van opnamen buitenshuis op zonnige dagen: de helderste situatie waarin je waarschijnlijk opnamen zult maken. ISO 400: Wanneer het licht nog steeds goed is, maar minder intens – zoals binnenshuis bij een raam of buiten op een bewolkte dag – is een iets hogere ISO ideaal.