In de meterkast van uw huis bevindt zich de groepenkast waarin de aardlekschakelaar(s) en alle afgaande groepen (automaten)zitten. Hier hoort ook een groepenkaart bij aanwezig te zijn waar u op kunt zien welke groep welk gedeelte van het huis van energie voorziet en achter welke aardlekschakelaar deze zit.
Meten van lekstroom naar aarde
Indien u alleen de lekstroom in de bedrading van het circuit wilt meten, dient u de belasting los te koppelen (uit te schakelen). Test enkelfasige circuits door de stroomtang rond de fase- en nulleider te klemmen. De meet- waarde is elke stroom die naar aarde vloeit.
De meeste lekstromen vinden plaats in batterijen, oplaadbare batterijen, condensators, loodaccu's, transofrmators, isolators, halfgeleiders kabels, etc.
Als een groepenkast is voorzien van een aardlekschakelaar dan zal deze bij kortsluiting, overbelasting of hoge lekstroom het complete elektriciteitsnet in huis uitschakelen. Dat is natuurlijk heel veilig. Er kan daardoor geen verdere schade aan het netwerk en aan elektrische apparatuur ontstaan.
Zelf de kortsluiting opsporen kan door alle stekkers op één groep los te halen, de groepsschakelaar weer aan te zetten en één voor één de stekkers weer in het contact te steken. Wanneer de stop doorslaat weet u door welk apparaat de kortsluiting veroorzaakt wordt.
Stroomdraden hebben een isolatielaag die kan beschadigen door bijvoorbeeld water, warmte en stof. Als één of meer kabels elkaar raken (bijvoorbeeld omdat de isolatielaag stuk is) ontstaat er kortsluiting. Dan wordt de stroomsterkte te hoog, de draden te warm, en zo kan er brand ontstaan.
Kortsluiting is niet op te sporen door stroom te meten met een multimeter of stroomtang. De kortsluitstroom kan enkele tientallen ampère zijn en is kortstondig aanwezig, want de juiste zekering brandt snel door. Een kortsluiting kan men opsporen met behulp van een proeflamp van 12V/21W.
Als het onweer bij u in de meterkast inslaat kan uw aardlekschakelaar kapot gaan. Op dat moment schakelt deze automatisch uit. De stroom van uw huis wordt dan vervolgens uitgeschakeld waardoor de rest van uw apparaten niet worden beschadigd.
Om de lekstroom te meten kan je een ampere meter (multimeter) tussen je aarde draad plaatsen. Je meet dan de stroom die dus via je je apparaten lekt naar de aarde. Je kan heel makkelijk meten welke apparaten er lekken door ze in of uit te schakelen.
Per aardlekschakelaar (2-polig) mogen er maximaal vier groepen worden aangesloten. Wanneer u een groepenkast bestelt, moet u rekening houden met het feit dat de installatiegroepen gelijkmatig verdeeld zijn over de aardlekschakelaars én dat u maximaal vier groepen aansluit op een aardlekschakelaar.
Een lekstroomtang. Na de aardlekschakelaar uitgeschakeld is kan je door middel van een lekstroomtang kan je onwijs kleine lekstromen zien. Je meet dan de aarddraad door de fase en nul tegelijkertijd te bemeten. Lekstroom komt het vaakst door een fysiek lek van de fase of de nul, of een slechte isolatie.
Als de hoeveelheid stroom die de elektrische installatie in gaat, groter is dan de stroom die er weer uitgaat, is er sprake van lekstroom. Als de hoeveelheid stroom die de elektrische installatie in gaat, groter is dan de stroom die er weer uitgaat, is er sprake van lekstroom.
Een huishouden heeft per jaar een gemiddeld sluipverbruik van 450 kWh aan stroom volgens Milieu Centraal. Dit komt neer op € 322,79. Hoeveel uw sluipverbruik van stroom gemiddeld is, hangt af van het aantal elektronische apparaten die u in huis heeft. Daarnaast heeft niet elk elektronisch apparaat sluipverbruik.
Lekstroom is zeer gevaarlijk, want hierdoor kunnen apparaten en andere geleidende zaken onder stroom te komen staan, zaken die niet onder stroom hóren te staan. Het gevaar van elektrocutie is hierdoor vrij groot, wat dodelijke gevolgen kan hebben.
Dit kan verschillende oorzaken hebben. Zo kan bedrading versleten zijn, een stopcontact kortsluiting geven, de hoofdzekering kapot zijn of een algehele stroomstoring bij de aanbieder zijn.
Een lekstroom is bijna niet te voorkomen. In veel apparaten zijn bijvoorbeeld transformatoren en/of bijvoorbeeld condensatoren aanwezig, veroorzakers van (kleine) lekstromen. Door niet enkel de fase, maar ook de nul te schakelen kan lekstroom als veroorzaker van gloeiende LED-lampen voorkomen worden.
Je kan wel een indicatie meting doen met een multimeter. In de meterkast zit een ongeïsoleerde leiding van meterkast naar hoofdaardrail. Als je aan die leiding een lange draad knoopt en dan die draad ook aan je multimeter dan kan je kijken of de aarde in de MK ook op de wcd-en en aansluitpunten aangesloten is.
Alle stopcontacten moeten verplicht beveiligd worden door een aardlekschakelaar. Achter één aardlekschakelaar mogen maximaal 4 groepen geplaatst worden. Apparaten met een vermogen hoger dan 2000 Watt dienen achter een aparte installatieautomaat geplaatst te worden.
Een aardpen meet je door een gekende stroom aan te leggen tussen de aardpen en de hulpelektrode. Je meet vervolgens met een aardpen meter de spanning tussen de 2e hulppen en de aardelektrode. De pen verplaats je minimaal 3 keer, zodat de betrouwbaarheid van je meting toeneemt.
Als de stroom 'lekt' dan is de aardlekschakelaar kapot. Laat dan de aardlekschakelaar vervangen. Elektriciens noemen dit daarom lekstroom en dat kan zeer gevaarlijk zijn. Als er lekstroom ontstaat dan slaat de aardlekschakelaar de stroomtoevoer meteen uit.
Geel/groen: Aardedraad dat zorgt voor ontlading en afvoer van spanning. Bruin: Fasedraad (aanvoerdraad van de stroom) Blauw: Nuldraad (afvoerdraad van de stroom) Zwart: Schakeldraad om schakelaars mee te bedienen.
In nieuwe installaties mogen uitsluitend aardlekschakelaars van maximaal 300 mA worden gebruikt. Voor de bescherming van mensen dienen aardlekschakelaars van 30 mA worden toegepast. Ook is het type AC niet meer toegestaan omdat deze alleen op sinusvormige lekstromen reageert.
Een kortsluiting voorkomen
Als je een stekker uit het stopcontact wilt halen, houd hem dan bijvoorbeeld altijd vast aan de stekker zelf, en trek niet aan de kabel. Leg geen kabels onder deuren of tapijten, want dan kan de kabel sneller slijten en gemakkelijker oververhit geraken.
Een multimeter meet elektrische grootheden zoals spanning, stroomsterkte en weerstand. Met een multimeter heb je dus een ampèremeter, voltmeter en ohmmeter in één.