Als u als bestuurder een bijzondere manoeuvre uitvoert, moet u al het overige verkeer voor laten gaan. Dat geldt bijvoorbeeld bij het wegrijden, achteruitrijden, de weg oprijden vanaf een uitrit, vanuit een inrit de weg oprijden en bij het keren van de auto.
7. Voorrang bijzondere verrichtingen auto. Bestuurders die een bijzondere manoeuvre uitvoeren zoals wegrijden, achteruitrijden, vanaf een uitrit de weg oprijden, van een weg een inrit oprijden en keren, moeten het overige verkeer voor laten gaan.
Artikel 49 van het RVV zegt dat bestuurders blinden die zijn voorzien van een witte stok met één of meer rode ringen voor moeten laten gaan. Dit geldt overigens voor alle personen die zich moeilijk voortbewegen. Bij mensen die zich moeilijk voortbewegen kun je denken aan voetgangers met een stok, looprek of rollator.
Het is belangrijk dat je de theorie regels en vooral de voorrangsregels, zoveel mogelijk toepast in het verkeer, want daar toetst de examinator je onder andere op. Bij het verlaten van een uitrit moet je aan het overige verkeer voorrang verlenen.
Als u keert op de weg moet u het overige verkeer voor laten gaan. U mag niemand hinderen. Let goed op het overige verkeer.
Voorrangsvoertuigen (blauw zwaailicht, sirene) hebben altijd voorrang. Bestuurders van rechts moet je voorrang verlenen, tenzij dit door voorrangsborden anders is geregeld. Rechtdoor op dezelfde weg gaat voor t.o.v. afslaand verkeer. Bij 'bijzondere manoeuvres' gaat al het andere verkeer voor, dus ook voetgangers.
Artikel 18. Als u af wil slaan moet u het verkeer dat van dezelfde weg gebruik maakt voor laten gaan. Als u linksaf wil slaan moet u bestuurders die op dezelfde kruising rechtsaf willen slaan voor laten gaan. Een trambestuurder hoeft nooit voorrang te verlenen bij het afslaan.
Volgens het RVV 1990 (Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990) moeten bestuurders bij haaientanden voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg.
Verschil Voorrang verlenen en Voor laten gaan: Voorrang verlenen geschiedt alleen tussen bestuurders onderling en hier vallen de voetgangers buiten. Bij voetgangers spreken we dan ook van voor laten gaan en niet van voorrang verlenen.
Bestuurders moeten voetgangers op of voor een zebrapad die op punt staan over te steken, voor laten gaan. Is er geen oversteekplaats, dan zijn bestuurders niet verplicht je voor te laten gaan. Uitzondering hierop zijn blinden en slechtzienden met een blindengeleidestok en personen die zich moeilijk voortbewegen.
Ten eerste, in Nederland verleen je altijd voorrang aan bestuurders van rechts op een GELIJKWAARDIGE weg. Dit betekent, bestuurders die uit de straat rechts van jou komen en dus NIET iemand die bijvoorbeeld rechts van jou voorgesorteerd staat.
Zo moeten voetgangers gebruikmaken van een trottoir of voetpad. Als dit niet beschikbaar is, mag er op het (brom-)fietspad gelopen worden. Ontbreekt ook een fietspad, dan mag de voetganger gebruikmaken van de berm of de uiterste zijde van de rijbaan.
De basisvoorrangsregel voor alle kruispunten is: verkeer van rechts heeft voorrang.
De combinatie welke op de linkerhand rijdt heeft bij elkaar passeren voorrang op de hoefslag (dus rechts houden). Degene die op dezelfde hand een snellere gang heeft en/of zijgangen rijdt heeft altijd voorrang (en dus ook de hoefslag). Snijd elkaar niet af en geef ruimte bij het passeren.
Bestuurders die linksaf slaan moeten tegemoetkomende bestuurders die op hetzelfde kruispunt naar rechts afslaan voor laten gaan. We spreken dan ook wel van: 'korte bocht gaat voor lange bocht'.
Voorrang verlenen of voor laten gaan
Voorrang verlenen betekend letterlijk de betrokken bestuurder in staat stellen om ongehinderd zijn weg te vervolgen. Artikel 15 van het RVV zegt het volgende: 1. Op kruispunten verlenen bestuurders voorrang aan voor hen van rechts komende bestuurders.
Daarom geldt op een gelijkwaardig kruispunt in vrijwel elk geval de hoofdregel van de voorrang, namelijk rechts gaat voor. Bij een ongelijkwaardig kruispunt gelden natuurlijk ook bepaalde voorrangsregels.
Bijzondere manoeuvre
Een automobilist die een parkeervak verlaat, moet altijd extra voorzichtig zijn. Niet alleen dat, de automobilist moet ook al het overige verkeer voorrang verlenen. In artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens zijn de bijzondere verrichtingen vastgesteld.
Een stopstreep bestaande uit omgekeerde driehoeken (de zgn. "haaientanden") vergezeld van een verkeersbord B 1 (omgekeerde driehoek) betekent dat je voorrang dient te verlenen aan bestuurders die uit de dwarsrichting komen. Hier zijn geen uitzondering voor fietsers voorzien in de wegcode.
Het maakt dus voor de voorrangssituatie niet uit als het kruisingsvlak in zijn geheel hoger ligt. Bestuurders van rechts hebben nog steeds voorrang. In de situatie die u schetst met het verhoogde plateau, is er mogelijk sprake van een uitrit. In de wet staat geen definitie van een uitrit.
Wanneer de verkeerslichten op groen staan, gelden de verkeerslichten boven de normale verkeersborden en verkeerstekens. De haaientanden op de weg hebben op dat moment geen betekenis. Maar verkeer van rechts heeft ook geen voorrang. Kortom: er gelden geen voorrangsregels.
Je hebt als voetganger voorrang bij een zebrapad. Dit is opgenomen in de wet waar een zebrapad een voetgangersoversteekplaats (VOP) wordt genoemd. In de wet staat dat bestuurders van een auto, scooter of ander motorvoertuig een voetganger voorrang moeten verlenen bij een zebrapad. Hetzelfde geldt voor fietsers.
Voorrangskruispunt: Verkeer van links en rechts moet stoppen. De dikke pijl geeft de voorrangsweg aan. Stopbord: Je moet altijd stoppen en voorrang geven. stoppen en al het andere verkeer voor moet laten gaan.
Volgens de wet zijn voetgangers en fietsers namelijk gelijk aan elkaar in het verkeer. Dit geldt ook als een voetganger wordt aangereden op het fietspad.