Onderschikkende voegwoorden zijn bijvoorbeeld: dat, voordat, nadat, tot, terwijl, als, toen, omdat, doordat en zodat. Na een nevenschikkend voegwoord heeft het vervolg van de zin normaal gesproken een woordvolgorde die bij een hoofdzin hoort. Na een onderschikkend voegwoord krijg je de volgorde van een bijzin.
Bij onderschikking gaat het om ongelijkwaardige zinnen, vaak een hoofdzin en een bijzin. Er bestaan enkelvoudige en samengestelde zinnen. Een enkelvoudige zin bestaat uit één hoofdzin, en heeft maar één persoonsvorm, bijvoorbeeld: 'Lisa kijkt naar het journaal.
Voorbeelden van onderschikkende voegwoorden zijn dat (zoals in Ik zag dat de trein vertraging had), of (zoals in Ik weet niet of de trein vertraging heeft), terwijl, om, omdat, doordat, zodat, zodra, als, toen, hoewel, tenzij, voor zover.
Onderschikkende voegwoorden zijn bijvoorbeeld: dat, voordat, nadat, tot, terwijl, als, toen, omdat, doordat en zodat. Na een nevenschikkend voegwoord heeft het vervolg van de zin normaal gesproken een woordvolgorde die bij een hoofdzin hoort. Na een onderschikkend voegwoord krijg je de volgorde van een bijzin.
Enkele voorbeelden van onderschikkende voegwoorden zijn: als, daardoor, hoewel, indien, nadat, omdat, terwijl, toen, wanneer, zodat, zodra.
Als je hebt bepaald of de zinnen in je samengestelde zin hoofdzinnen of bijzinnen zijn, kun je bepalen of je samengestelde zin onderschikkend of nevenschikkend is. Nevenschikking= Twee hoofdzinnen naast elkaar. Onderschikking= Een hoofdzin met een bijzin. Samengestelde zinnen worden verbonden door voegwoorden.
Onderschikkende voegwoorden leiden bijzinnen in en verbinden daarmee afhankelijke (of: ondergeschikte) mededelingen met de hoofdzin: terwijl, omdat, doordat, zodat. Een betrekkelijk voornaamwoord is een voornaamwoord dat een betrekkelijke bijzin inleidt: die, dat, wie, wat, welk(e), hetgeen.
Ondergeschikte zinnen: werkwoord springt naar achter. Onderschikking bestaat meestal uit een hoofdzin en een bijzin. In de bijzin staat het werkwoord van de bijzin achteraan in de zin.
Nevenschikkende voegwoorden verbinden twee deelzinnen die even belangrijk zijn (die gelijkwaardig zijn). Een nevenschikkend voegwoord staat daarom altijd tussen de deelzinnen in, en zou niet aan het begin van de zin kunnen staan. Onderschikkende voegwoorden verbinden een bijzin aan een hoofdzin.
Dus kan als voegwoordelijk bijwoord en als nevenschikkend voegwoord worden gebruikt. Als dus als bijwoord vóór de persoonsvorm staat, komt het onderwerp door inversie na de persoonsvorm. Bij het voegwoord is er geen inversie. Dat grammaticale verschil houdt geen verschil in betekenis in.
Nevenschikkende voegwoorden verbinden gelijkwaardige delen. Onderschikkende voegwoorden verbinden ongelijkwaardige delen.
Als een schrijver meer argumenten onderbouwt met een ondersteunend argument, is er sprake van meervoudige onderschikkende argumentatie.
Onderschikking (of: subordinatie) heeft in het bijzonder betrekking op samengestelde zinnen waarin de bijzin deel uitmaakt van en daarmee ondergeschikt is aan (een deel van) de hoofdzin. Voorbeelden (waarin de bijzinnen gecursiveerd zijn weergegeven): (1) Ik zie dat je vanochtend geen tijd hebt gehad om je te scheren.
Een zin mag beginnen met of. Zinnen die beginnen met of zijn iets informeler. Voor zakelijke teksten zijn ze meestal wat minder geschikt. Het nevenschikkend voegwoord of kan een hoofdzin met een voorafgaande hoofdzin verbinden.
Want is een nevenschikkend voegwoord: in de erop volgende zin staat de persoonsvorm vooraan. Omdat is een onderschikkend voegwoord: in de erop volgende bijzin staat de persoonsvorm achteraan.
Onderschikkende voegwoorden: aangezien, als, dan, dat, doordat, hoewel mits, nadat, of, omdat, opdat, tenzij, terwijl, toen, voordat, zodat, zodra.
De volgende woordsoorten worden onderscheiden: werkwoorden, zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, voornaamwoorden, bijwoorden, lidwoorden, telwoorden, voegwoorden, voorzetsels en tussenwerpsels.
Omschrijving. Een bijzin (ook wel afhankelijke of ondergeschikte zin) is een zin die een zinsdeel kan zijn in een zin of een onderdeel van een zinsdeel. Een algemeen kenmerk van bijzinnen is dat ze een woordvolgorde hebben waarbij de persoonsvorm achteraan staat.
Een samengestelde zin is een zin met 2 of meer persoonsvormen. Vaak staat tussen de 2 delen een komma of een voegwoord (allebei kan ook), maar dat hoeft niet. Een samengestelde zin heeft dus ook twee gezegdes. Een gezegde bevat namelijk alleen de werkwoorden die bij elkaar horen.
Wat is het verschil tussen een hoofdzin en een bijzin? Een zin waar één persoonsvorm in staat, is altijd een hoofdzin. Een hoofdzin kan namelijk een zelfstandige zin zijn, terwijl een bijzin altijd een afhankelijke zin is. Een bijzin kan dus nooit op zichzelf staan (vandaar de naam bijzin).
Minder komma's
De moraal: houd je ringvinger in toom. Tik geen komma na een korte hoofdzin of na een 'gewoon' eerste zinsdeel. Zet wél een komma bij zinnen die beginnen met voegwoorden als maar, omdat, want, hoewel en als de zin begint met een bijzin.
Voor het onderschikkend voegwoord omdat wordt vaak een komma gezet, maar de komma kan ook worden weggelaten. Kaneko gaat niet mee(,) omdat ze te veel rugpijn heeft. De vrouw zweeg over haar ziekte(,) omdat ze vreesde voor haar job.
Je ziet dat je een zin kunt beginnen met omdat, nadat, voordat en om. En ook met andere onderschikkende voegwoorden als tot, toen, doordat en als. Maar pas wel op. Begin je een zin met zo'n voegwoord, dan komt de hoofdzin – met de kernboodschap – aan het eind te staan.