Brood, en vooral vers brood, is eigenlijk niet goed voor herten. Het zijn herkauwers en door het herkauwen kan het brood in de maag gaan gisten. Dit is ook de vermoedelijke doodsoorzaak geweest van de bok die eind 2012 overleed. Geef dit dus met mate en gebruik alleen oud niet beschimmeld brood.
Planten met de kleinste kans op schade zijn: narcissen, Daphne, Laurus nobilis, Echinops, Kniphofia, Buddleja, Primula, rabarber en Nerine.
Herten moeten steeds ruwvoer, proper water en een zoutliksteen tot hun beschikking hebben. Goed ruwvoer is bijvoorbeeld hooi of gras en kruiden zoals klavers, paardenbloemen en weegbree. Het hooi moet vrij zijn van stof, giftige planten en schimmels.
Geen brood aan herkauwers
Bij herkauwers zoals schapen, geiten en herten kan brood dus in de keel gaan klonteren waardoor de dieren kunnen stikken. Wanneer het de dieren wel lukt om het brood door te slikken, dan kan er ook nog een gasophoping in de pens ontstaan waardoor ze dood kunnen gaan.
Als u de herten wil verwennen geef ze dan: appels, eikels, kastanjes, wortelen, bieten of vers groenteafval. Ze knagen ook graag aan takken. Doordat Damherten erg slim zijn zullen zij geen giftige planten eten zoals taxus, rododendron, enz..
Je stelt het diertje dan ook absoluut niet op zijn gemak door het te aaien. Het is een wild dier dat door de angst en stress zelfs kan overlijden. Daarnaast breng je op deze manier mensengeur over op het jong, waarna de kans bestaat dat moederhert het jong verstoot.
De ree is een herbivoor. Dit houdt in dat het dier alleen planten eet. Denk hierbij aan bramen, twijgen, besjes, kruiden, bladeren en paddenstoelen. Omdat reeën veel planten eten, drinken ze niet veel.
Schrikken reeën af met , geluid, geur of, bijvoorbeeld, roofdiersilhouetten.
De ree verblijft overdag vaak in zijn “leger”, dit is de naam van de slaapplaats. Deze is vaak te herkennen aan een ovale plek onder de boom, alsof iemand hier de grond heeft staan harken. Soms heeft de ree zijn “leger” in een kuil of onder een omgevallen boom.
Het damhert eet uitsluitend plantaardig voedsel. Het voedt zich met grassen, biezen en kruiden, aangevuld met jonge (boom)bladeren, dennen- en sparrennaalden, bessen, eikels, beukennoten, granen, wortelen en 's winters schors, hulst en heide.
De grootste kans om herten, zwijnen en ander wild te zien, is in de vroege ochtend of op de late avond. Dieren gaan rond de schemer namelijk op zoek naar voedsel. Op die tijdstippen zijn ze daarom vaakte zien op open plekken, meestal aan de bosrand.
In Nederland heeft het edelhert geen natuurlijke vijanden, in andere landen zijn dat wolven en bruine beren. Andere bedreigingen zijn wegen, rasters en de jacht.
Ze kunnen goed tegen de kou, maar als ze op een te jonge leeftijd te (lang) nat en daardoor koud worden, kan dat fataal zijn. We jagen af en toe de kalfjes op, zodat ze in beweging komen en warm worden.
Als je toch een wild dier aanrijdt, ben je verplicht de politie te bellen. Doorrijden is strafbaar. De politie regelt vervolgens dat een faunabeheerder het gewonde dier opspoort of het dode dier opruimt. Je mag het aangereden wild nooit naar huis meenemen of aan iemand anders geven.
Herten hebben een voorkeur naar goed verteerbaar ruwvoer en eten door de dag heen op meerdere momenten. Dit komt doordat de pens van een hert relatief klein is. Een hert van circa 25 kilo eet in 24 uur tijd circa 1,5 kilo voedsel.
De ree slaapt in het beschutte bos in een kuil in de grond. Zo'n kuil wordt, net zoals bij bijvoorbeeld de haas, een leger genoemd. Ook gedurende de dag is hij meestal in zijn leger te vinden.
Wanneer herten en reeën regelmatig terugkomen, kunnen ze uw geliefde tuinplanten of gewassen of jonge bosaanplant tot op de grond kaalvreten. De beste manier om deze dieren tegen te houden is het plaatsen van een afrastering met schrikdraad. Deze afrastering moet hoog genoeg zijn, want herten zijn lastig te keren.
In Nederland leven drie verschillende soorten herten: reeën, damherten en edelherten. Reeën zijn de kleinste herten in Nederland en edelherten de grootste. Een mannetjeshert wordt gewoon een hert genoemd. Alleen bij reeën noem je het mannetje een bok en een vrouwtje een geit.
De reeën eten en rusten veel en leggen zo een vetreserve aan om de winter door te komen.
Lokken. Alle reeën reageren op het fiepen. Door het geluid op een fluit na te bootsen is het mogelijk geiten en bokken te lokken. De geit komt op het geluid van het kalf af en de bok op het geluid van de geit.
Ze rusten en herkauwen overdag in de dekking. Ze zoeken voedsel in een aantal activiteitsperioden verspreid over de dag maar vooral in de schemer. Reeën zijn gewoontedieren: ze gebruiken steeds dezelfde routes door het bos, de zogenaamde 'wissels'.
De mannetjes (herten) zijn groter dan de vrouwtjes (hinden). De buik van het edelhert is wit. De spiegel heeft lange haren en is wit tot roomkleurig. Er hangt een staartje over de spiegel .
Door de plaatsing van de ogen bijna aan de zijkant van het hoofd, heeft een hert een zichtsveld van bijna 360˚, Een hert ziet dus minder goed kleuren, maar des te beter bewegingen. Maar er is nog een bijzonderheid in het oog van een hert. Hij is namelijk cardanisch 'opgehangen' in de oogkas.
De mannetjes hebben enorme kaken, maar ze kunnen er niet mee bijten. De kaken van het vrouwtje zijn normaal ontwikkeld en net als bij veel kevers behoorlijk sterk. Als zij zich moet verdedigen, kan ze venijnig bijten.