De Eerste Kamer heeft niet het recht om wetsvoorstellen te wijzigen (het recht van amendement). Zij stemt alleen over het voorliggende wetsvoorstel en kan dit uitsluitend aannemen of verwerpen. Ook mondelinge beantwoording van vragen komt in de Eerste Kamer niet voor.
Tweede Kamerleden hebben het recht om wetsvoorstellen aan te passen. De Eerste Kamer heeft dit recht niet.
Over een wetsvoorstel moet, als de Tweede Kamer het heeft aangenomen, ook door de Eerste Kamer worden gestemd. De Eerste Kamer kan een wetsvoorstel nog tegenhouden. De leden van de Provinciale Staten kiezen de 75 Eerste Kamerleden . De Provinciale Staten worden weer wel rechtstreeks gekozen.
Zij houdt zich alleen bezig met de hoofdlijnen van beleid. Zij kan wat onafhankelijker opereren dan de Tweede Kamer. Ten aanzien van de wetsvoorstellen heeft zij een heroverwegende functie. De Eerste Kamer heeft niet het recht om wetsvoorstellen te wijzigen (het recht van amendement ).
In moties worden meningen en verzoeken van de Tweede of Eerste Kamer vastgelegd. Over moties wordt gestemd. Pas als de Kamermeerderheid vóór stemt, heeft een motie politieke betekenis. Bewindslieden zijn overigens niet verplicht een aangenomen motie uit te voeren.
Alleen de Tweede Kamer heeft het recht om amendementen voor te stellen en aan te nemen (het recht van amendement). Pas als de meerderheid van de Tweede Kamer voor een amendement stemt, wordt de wijziging in het wetsvoorstel opgenomen.
De Eerste Kamer heeft niet het recht van amendement. Dat blijkt uit artikel 85, waarin staat dat de Eerste Kamer het voorstel 'overweegt zoals het haar is gezonden'. Dat betekent dat de Eerste Kamer het voorstel moet behandelen zoals het door de Tweede Kamer is aangenomen.
In diezelfde lijn maakt de Eerste Kamer op haar eigen wijze gebruik van het budgetrecht, het klassieke instrument van de parlementaire controle op het regeringsbeleid. Met dit budgetrecht heeft de Eerste Kamer de mogelijkheid om begrotingen goed- of af te keuren.
De Eerste Kamer is medewetgever en controleur van de regering. Ieder wetsvoorstel dat aangenomen is door de Tweede Kamer, moet ook door de Eerste Kamer worden aangenomen voordat het een wet kan worden. De Eerste Kamer let er met name op of wetsvoorstellen juridisch kloppen, goed uit te voeren en te handhaven zijn.
Verder kunnen Eerste Kamerleden de bewindslieden toezeggingen ontlokken over de uitvoering van de wet. Als de Eerste Kamer dreigt een wetsvoorstel te verwerpen, zal een minister of staatssecretaris (eventueel na kabinetsberaad) geneigd zijn de Kamer tegemoet te komen.
De Eerste Kamer heeft sinds 1887 het recht van enquête, maar heeft dat nog nooit gebruikt. Wel is wel eens aan de orde geweest het te gaan gebruiken zoals in 1981, toen een voorstel werd gedaan voor het houden van een enquête naar de contracten over de verwerking van kernafval. Daar was geen meerderheid voor te vinden.
Sinds 30 april 2013 is Willem-Alexander koning der Nederlanden. Macht heeft de koning niet. Voor het uitvaardigen van wetten en besluiten zijn de handtekening van zowel de koning als een minister nodig.
Het Kabinet van de Koning legt de te tekenen stukken dagelijks aan de koning voor en informeert hem over de inhoud ervan, aldus de Rijksvoorlichtingsdienst. De koning heeft geen echte politieke macht, maar zonder zijn handtekening kan Nederland niet bestuurd worden, is het land stuurloos.
Als een kabinetscrisis daadwerkelijk tot de val van een kabinet leidt, bieden de leden van het kabinet hun ontslag aan aan het staatshoofd. Er moeten dan nieuwe verkiezingen voor de Tweede Kamer worden uitgeschreven. Het oude kabinet blijft de lopende zaken afhandelen totdat er een nieuw kabinet is geïnstalleerd.
De Raad van State is onafhankelijk adviseur van regering en parlement over wetgeving en bestuur en hoogste algemene bestuursrechter van het land. De Raad van State is een Hoog College van Staat. De Eerste Kamer, Tweede Kamer, de Algemene Rekenkamer en de Nationale ombudsman zijn dat ook.
Tweede Kamerleden controleren niet alleen de regering, ze mogen ook zelf wetsvoorstellen maken. Dit heet het recht van initiatief. Elk Kamerlid heeft dit recht al sinds het begin van de Tweede Kamer in 1815.
De Eerste Kamer moest waken tegen de "waan van de dag" en al te radicale voorstellen van de - sinds 1848 immers rechtstreeks gekozen - Tweede Kamer kunnen tegenhouden. Naast de indirecte verkiezing was ook de groep burgers waaruit de Eerste Kamerleden konden worden gekozen verschillend ten opzichte van de Tweede Kamer.
Tot 2019 werden de leden van de Eerste Kamer alleen gekozen door de leden van Provinciale Staten. Bij de grondwetswijziging van 2017 werd bepaald dat ook de leden van de kiescolleges voor de Eerste Kamer in de openbare lichamen in Caribisch Nederland mee mogen stemmen.
De 75 leden van de Eerste Kamer worden eens in de vier jaar door middel van 'getrapte verkiezingen' gekozen. Burgers kiezen de leden van de Provinciale Staten of kiescolleges en zij kiezen op hun beurt de leden van de Eerste Kamer. Dit gebeurt binnen drie maanden na de verkiezingen van de Provinciale Staten.
Het recht van interpellatie geeft Tweede en Eerste Kamerleden de mogelijkheid om met een bewindspersoon te debatteren over een onderwerp dat niet reeds op de vergaderagenda van de Kamer staat.
De Eerste Kamer der Staten-Generaal, kortweg Eerste Kamer of Senaat, vormt tezamen met de Tweede Kamer de Nederlandse Staten-Generaal. De Kamer heeft 75 zetels.
De Tweede Kamer heeft sinds de Grondwetsherziening van 1848 het recht van amendement, dat wil zeggen de mogelijkheid wijzigingen (verbeteringen) aan te brengen in een voorliggend wetsvoorstel . Ieder Kamerlid heeft het recht amendementen in te dienen.
Bij wet kan een wet worden ingetrokken (de term vervallen wordt niet gebruikt voor wetten, maar onder meer voor hoofdstukken, artikelen en zinsneden in wetten).
In het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is vastgelegd dat iedereen recht heeft op een eerlijk proces. Maar Republiek vindt dat er geen eerlijk proces kan plaatsvinden als de koning hierbij betrokken is.
Wetgeving en Troonrede
De Koning ondertekent alle wetten en Koninklijke besluiten en bekrachtigt internationale verdragen. Op Prinsjesdag spreekt hij de Troonrede uit. De Grondwet bepaalt dat de Koning ministers en staatssecretarissen benoemt en ontslaat en dat zij ten overstaan van het staatshoofd worden beëdigd.