Wat is juist: iets wat of iets dat? Iets wat en iets dat zijn allebei juist. In een zin als 'Is er nog iets wat/dat ik moet weten? ' is zowel iets wat als iets dat mogelijk.
Het woord 'dat' wordt gebruikt als je verwijst naar een bepaald zelfstandig naamwoord. Voor onbepaalde verwijzingen gebruik je daarentegen 'wat'.
Er is ook een trucje om te achterhalen of u aan het eind van het voltooid deelwoord -t of -d moet schrijven. U kunt daarvoor vergelijken met de verledentijdsvorm. Als die op -de(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -d. Als de verledentijdsvorm op -te(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -t.
De aanwijzende voornaamwoorden dit en dat verwijzen naar enkelvoudige het-woorden (dit boek, dat boek). Als ze contrasterend worden gebruikt, wijst dit een persoon of zaak aan die dichtbij is, terwijl dat een persoon of zaak aanwijst die verderaf is. Dit kastje verven we wit, dat bankje verven we blauw.
Het betrekkelijk voornaamwoord dat wordt gebruikt om te verwijzen naar enkelvoudige het-woorden. In de spreektaal wordt, vooral in Nederland, ook wat gebruikt om te verwijzen naar enkelvoudige het-woorden, maar dat is niet voor iedereen aanvaardbaar. Heb jij het boek dat ik gekocht heb, al gelezen?
Het Groene Boekje vermeldt bij hoever “in welke mate”. Van Dale (2022) noemt hoever een bijwoord van graad, en geeft de betekenis 'tot op welke hoogte, in welke maat of graad'. Hoever(re) wordt in in hoever(re) ('tot op welke hoogte, in welke mate') altijd aaneengeschreven. In hoeverre is de gebruikelijkste vorm.
Dat: aanwijzend voornaamwoord, betrekkelijk voornaamwoord of onderschikkend voegwoord (os. vgw).
In de woordenboeken staat hoezo inmiddels als 'vragend bijwoord'. Van Dale geeft als betekenis 'waarom', en Koenen 'op welke manier, in welk opzicht'. Hoezo kan volgens Koenen informerend, maar ook argwanend en ongelovig gebruikt worden.
Een zelfstandig naamwoord waar het lidwoord het bij staat, is een onzijdig woord. Daar kun je naar verwijzen met de aanwijzende voornaamwoorden dit en dat.
Om te bepalen of het voltooid deelwoord of de persoonsvorm verleden tijd een d of t krijgt, neemt je kind eerst de ik-vorm (stam) van het werkwoord. Als deze op een medeklinker uit 't kofschip eindigt, krijgt het woord een -t. Wanneer de laatste letter van de stam er niet in zit, schrijft je kind een -d.
Onthouden als je geen dt-fouten meer wilt maken
Jij/je/u/hij/het eindigt nooit op een -d, want er komt altijd een -t achter. Het gebruik van -dt komt alleen voor in de tegenwoordige tijd. Voeg een -t toe als je die ook hoort bij het controlewoord (smurfenregel).
Bepaal eerst de stam van het werkwoord (dit is het hele werkwoord zonder de uitgang -en), in dit geval dus 'lunch'. Eindigt deze (of strikt genomen: de klank hiervan) op een van de medeklinkers die voorkomen in 't kofschip (t, k, f, s, ch, of p)? Dan schrijf je verleden tijd en voltooid deelwoord met een t.
Dat verwijst naar enkelvoudige het-woorden en zal in vergelijking met 'dit' verwijzen naar iets of iemand verder weg. Die verwijst naar enkelvoudige de-woorden en naar alle meervoudige woorden. Het zal in vergelijking met 'deze' verwijzen naar iets of iemand verder weg.
Of je gebeurd of gebeurt moet gebruiken, hangt ervan af: gaat het om iets wat op dit moment plaatsvindt, of om iets wat al heeft plaatsgevonden? Als het nog plaatsvindt, is gebeurt met een t juist. Het gebeurt in een andere stad. Als het al heeft plaatsgevonden, is gebeurd met een d juist.
Er is geen betekenisverschil.
waardoor - Voornaamwoordelijk bijwoord (scheidbaar) 1. vragend: in+wat? in+welk?: ♢ Waardoor kwam dat? ♢ Waar zijn ze door in de problemen gekomen?
Bij de vervoeging van het werkwoord 'hebben' gelden geen duidelijke regels. Je moet uit je hoofd leren hoe je dit werkwoord vervoegt. Met Slimleren kun je op een leuke manier thuis extra oefenen met de vakken waar jij moeite mee hebt. Zo ben je beter voorbereid en heb je nooit meer stress voor toetsen.
Voorbeelden van onderschikkende voegwoorden zijn dat (zoals in Ik zag dat de trein vertraging had), of (zoals in Ik weet niet of de trein vertraging heeft), terwijl, om, omdat, doordat, zodat, zodra, als, toen, hoewel, tenzij, voor zover.
Ezelsbrug: Het juiste verwijswoord gebruiken. Twee regels zijn belangrijk om te onthouden: Verwijswoorden bij het-woorden: het, dit, dat en zijn. Verwijswoorden bij de-woorden: hij, zij, die, deze, zijn en haar.
De afstand tussen de aarde en de zon is ongeveer honderdvijftig miljoen kilometer. Dat is een groot getal en daarom gebruiken sterrenkundigen de astronomische eenheid om deze afstand uit te drukken. Eén astronomische eenheid, of 'AE', is de afstand tussen de aarde en de zon.
Zo ver wordt los geschreven als er een afstand mee wordt aangeduid. In andere gevallen is zover juist. Met zo ver wordt vaak een letterlijke afstand aangeduid, maar soms gaat het om een ander soort 'voortgang'. Zo en ver krijgen allebei nadruk.
Idee wordt alleen als het-woord gebruikt in de volgende betekenissen: 'concrete gedachte', 'begrip, benul', 'mening, opvatting', 'ingeving, plan'. De idee wordt vooral gebruikt als filosofische term, in de betekenis 'onveranderlijk grondbeeld' of 'filosofisch denkbeeld', maar het idee is ook correct in die betekenis.
betekenis & definitie. (1991) (jeugd) retorische vraag en tevens uitroep van goedkeuring of bewondering. Talrijke varianten: hoe gaaf, grappig, interessant, prettig enz. is dat?