Je peuter kan anderen ook pijn doen uit frustratie of boosheid. Een peuter kan nog niet altijd goed duidelijk maken wat hij/zij wil en gaat dan bijvoorbeeld bijten, krabben, duwen of slaan. Je peuter kan ook anderen pijn doen om zijn/haar zin te krijgen.
Reageer niet boos, maar wel afkeurend. Laat je kind weten dat hij anderen niet mag slaan. Praat duidelijk, maar ga niet schreeuwen. Blijf zelf rustig en maak er niet te veel ophef over.
Bij peuters en kleuters komt het regelmatig voor dat ze andere kinderen pijn doen. Het is voor hen nog moeilijk om zich in woorden te uiten en hun inlevingsvermogen is beperkt. Ook als je kind ouder is, kan het moeite hebben om een situatie handig op te lossen zonder de ander te slaan, krabben of duwen.
Het kan verschillende oorzaken hebben dat een kind onhandelbaar wordt. Onbegrip vanuit de ouders, de komst van een jonger broertje of zusje, verkeerde vrienden en ook bepaalde aandoeningen, zoals asperger of ADHD kunnen ervoor zorgen dat ouders het kind minder goed begrijpen en begeleiding in de ontwikkeling.
Creëer een plekje waar je kind boos kan en mag zijn, bijvoorbeeld de bank met een paar kussens om op te slaan, zodat hij zichzelf niet bezeert. Geef je kind tijdens de driftbui niet teveel aandacht. Voor sommige kinderen werkt het kalmerend als je hem even stevig vasthoudt en geruststellend toespreekt.
Persisterende vuistjes, weinig variatie in het bewegingspatroon, een te lage spierspanning: allemaal zaken die kunnen duiden op een afwijkende motorische ontwikkeling. Zo zijn er nog veel meer signalen om aan de bel te trekken. Kinderen maken na hun geboorte in hoog tempo stappen in hun motorische ontwikkeling.
Deze is in Nederland sinds 2007 bij wet verboden. Wat kinderen ook doen, ze mogen dus nooit geslagen worden, omdat slaan iemand zijn waardigheid aantast. Van psychische of emotionele kindermishandeling is sprake wanneer ouders of andere opvoeders het kind regelmatig uitschelden, vernederen, treiteren of angst aanjagen.
Je kind kan om verschillende redenen boos worden: bij teleurstelling, als iets oneerlijk gaat, bij kritiek, als iets anders gaat dan je wilt. Boosheid helpt je kind om voor zichzelf op te komen, maar kan ook belemmeren om situaties op een handige manier op te lossen.
De afkorting odd komt van de Engelse term oppositional defiant disorder. Bij odd is er sprake van zowel gedrags- als stemmingsproblemen. Het kind vertoont langere tijd negatief en vijandig gedrag en is openlijk ongehoorzaam.
Door rustig te blijven geef je je kind de ruimte om boos te zijn. Heb veel geduld. Bedenk elke keer dat een kind zijn boosheid en emoties uit bij jou waar hij zich veilig genoeg voelt om zijn emoties te tonen. Omdat je tijdens een echte woedebui geen contact met je kind krijgt, laat je hem het beste uitrazen.
Een aai over zijn bol, een zoen op zijn voorhoofd, een knuffel of een paar lieve woorden: je kind troosten doe je vaak instinctief. Meestal zijn deze gebaren voldoende om je kleine te troosten. Laat je kind merken dat je met hem meeleeft.
Niemand heeft het recht je te slaan, ook je ouders of verzorgers niet. Het is belangrijk om erover te praten, ook als je twijfelt of het misschien normaal is. Je kunt bellen met de Kindertelefoon. Daar zitten mensen die elke dag tussen 11.00 uur en 21.00 uur naar jouw verhaal kunnen luisteren.
Als kinderen ODD hebben, is er vaak sprake van comorbiditeit. Dat wil zeggen dat de aandoening samengaat met andere ziektebeelden. Stoornissen waar ODD vaak mee samengaat zijn ADHD, autisme of een reactieve hechtingsstoornis. Door het samengaan met andere ziektebeelden, is de diagnose ODD niet eenvoudig te stellen.
Bij DCD heeft uw kind veel moeite met leren van taken die met bewegen te maken hebben. Zoals leren zwemmen, leren schrijven of leren gooien met een bal. Daardoor zijn er problemen, thuis, op school, tijdens sporten of met vriendjes. Het is belangrijk dat uw kind blijft oefenen en meer zelfvertrouwen krijgt.
Kinderen met een ontwikkelingsachterstand ontwikkelen zich (veel) langzamer dan hun leeftijdsgenoten. Ze gaan bijvoorbeeld later rollen, zitten, staan, lopen of praten. Vaak zijn er vanaf de geboorte al (lichamelijke) klachten. Soms wordt een ontwikkelingsachterstand pas later duidelijk.
Een kind met dyspraxie lijkt vooral onhandig, het lopen gaat moeizaam en ze vallen veel. Een bal gooien of vangen, fietsen, zwemmen en skaten, het lijkt allemaal klungelig en heel moeilijk. Het ruimtelijk inzicht is beperkt. Kinderen vinden het niet prettig in het midden van een ruimte, aan de zijkanten is prima.
Een ontwikkelingsstoornis is een neurologische of psychische aandoening die optreedt bij kinderen of adolescenten en de normale ontwikkeling belemmert. De symptomen zijn uiteenlopend en er kunnen ook verschillende oorzaken zijn. Alle factoren in de ontwikkeling van het kind beïnvloeden elkaar doorlopend.
Driftbuien komen vooral voor bij kinderen tussen anderhalf en 4 jaar en horen bij de peuterpuberteit. Peuters moeten leren om zelfstandig te worden. Ze gaan daarmee oefenen, maar dat gaat niet altijd zoals ze willen. Als iets niet lukt, voelen zich gefrustreerd.
Wanneer een kind een grote mond geeft dan mag je dit nooit negeren of accepteren. Ook al zegt hij of zij misschien iets uit boosheid of onmacht; je moet laten weten dat je het gedrag niet accepteert. Jij bepaalt als volwassene wat de grens is en dit moet je duidelijk en zo emotieloos mogelijk aangeven.