Voor als of zoals staat geen komma. De informatie die erop volgt, kan niet weggelaten worden. Ze vinden het heel leuk om grote steden als / zoals Londen, Parijs en Rome te bezoeken. Haar kinderen houden van dessertjes als / zoals chocomousse, tiramisu en ijs.
Is het waar dat er nooit een komma voor en mag staan? Nee, dat is niet waar. Als een komma de duidelijkheid of leesbaarheid van een zin vergroot, kan hij worden toegevoegd, óók voor en.
Alleen als de hoofdzin en de bijzin lang zijn, is het mogelijk (maar niet noodzakelijk) om een komma te gebruiken.
Een bijzin in een bijzin hoort tussen twee komma's. Een beknopte bijzin hoort ook tussen twee komma's. Als de zin erg lang is komt tussen een beknopte bijzin en een hoofdzin een komma. Dit is ook het geval als het werkwoord uit de bijzin naast de persoonsvorm van de hoofdzin komt te staan.
Je moet bijna altijd een komma zetten voor een voegwoord.
Als hoe dan ook in de aanloop van de zin staat, volgt er een korte pauze na hoe dan ook. In een tekst staat er dan een komma. Als hoe dan ook weggelaten wordt, blijft de woordvolgorde correct.
Een oude schoolregel luidt dat je nooit een komma voor en mag zetten. Die regel is te verklaren: een komma wordt gebruikt wanneer je een pauze hoort, en bij het voegwoord en is meestal geen sprake van zo'n pauze. En brengt een 'geruisloze' verbinding tot stand tussen zinnen of delen van een zin.
Meestal komt er geen komma voor de nevenschikkende voegwoorden en en of.
De apostrof, het weglatingsteken of het afkappingsteken is een leesteken in de vorm van een kommaatje bovenaan de regel ('). Sinds de introductie van schrijfmachines en vooral sinds de opgang van computers wordt voor de apostrof vaak hetzelfde teken gebruikt als voor het accent.
De komma is een leesteken. Een leesteken is een teken dat wordt gebruikt om een tekst beter te kunnen lezen en te kunnen begrijpen. Een komma wordt meestal in de tekst gezet wanneer je bij het voorlezen een duidelijke pauze hoort.
De plaats van niet in de zin is afhankelijk van het woord of het zinsdeel dat wordt ontkend. In de meeste zinnen staat niet vlak voor het woord of het zinsdeel dat wordt ontkend. -Bij een zinsdeel dat met een prepositie begint, staat niet vóór deze prepositie. Ik woon niet in Amsterdam.
Een puntkomma gebruik je tussen twee hoofdzinnen en bij opsommingen. Hiermee geef je aan dat de twee losse zinnen met elkaar verbonden zijn.
Het voegwoord maar kan alleen vooraan in een (bij)zin staan. Er komt geen komma achter: We vroegen om aardbeienijs, maar kregen kersenijs. Ik wil best met de trein naar Italië, maar dat kost te veel.
rechts naast je dubbele punt, zit de hoge komma. klik op die, en dan spatie, dan heb je m! veel succes met leren!
Onze huidige komma is afgeleid van het slash-teken “/”. Deze schuine streep wordt ook wel virgula suspensiva ('kleine hangende twijg') genoemd en diende van de dertiende eeuw tot de zeventiende eeuw als symbool voor onze komma.
De gebruikelijke woordvolgorde in een Nederlandse zin is: onderwerp + persoonsvorm + rest van de zin. Je hoeft niet altijd met het onderwerp te beginnen. Soms begin je met het werkwoord of met een ander deel van de zin.
Een zin mag beginnen met maar. Zinnen die beginnen met maar zijn iets informeler. Voor zakelijke teksten zijn ze meestal wat minder geschikt. Het nevenschikkende voegwoord maar verbindt gewoonlijk een hoofdzin met een voorafgaande hoofdzin.
Na is een bijwoord of voorzetsel dat “volgend op” of “later dan” betekent. Ook kun je er een reeks mee aangeven (bijvoorbeeld: uur na uur). Naar wordt gebruikt om een richting aan te geven. Daarnaast komt naar voor in verschillende vaste constructies, zoals “naar aanleiding van” en “naar mijn mening”.
Volgens een ongeschreven regel mogen zinnen niet met een voegwoord beginnen. Voegwoorden verbinden gewoonlijk een hoofdzin met een voorafgaande hoofdzin. Deze zinnen dienen dan idealiter een samengestelde zin te vormen, met een komma er tussen.
Regel 1: Je kunt altijd 'naar' gebruiken wanneer het niet over Tijd gaat. Maar wanneer je weet dat het niet over tijd gaat hoe hou je alsnog 'na' en 'naar' uit elkaar. Ezelsbruggetje voor 'naar': 'Naar' is een langer woord dan 'na'.
Er volgt een apostrof als een verkleinwoord eindigt op y en voorafgegaan wordt door een medeklinker. Als er een klinker voor de y staat, schrijft je kind het woord zonder apostrof. Er volgt een apostrof als woorden die uit cijfers en/of losse letters bestaan verkleind worden.
Apostrof + s
De apostrof is verplicht als de naam eindigt op: een lange klank die met één enkele a, i, o, u of y wordt geschreven: Anna's jas, Evi's moeder, Otto's jas, Adu's tas, Randy's moeder; op een enkele e die als 'ee' klinkt: Zoë's baan.