Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is hij de correcte vorm. Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is hem correct.
Zelfstandig naamwoorden met het lidwoord 'het' zijn altijd onzijdig. Hiernaar verwijs je met 'het' en 'zijn'. De-woorden zijn daarentegen mannelijk of vrouwelijk. Hiernaar verwijs je respectievelijk met 'hij' en 'hem' en met 'zij' en 'haar'.
Sommige de-woorden zijn vrouwelijk, bijvoorbeeld vereniging en bakkerij. De verwijswoorden zijn: zij, ze en haar. Soms is die of deze een alternatief.
Bedrijf is een onzijdig woord. Naar onzijdige woorden verwijzen we in de regel met zijn. In de praktijk wordt naar verzamelnamen zoals bedrijf, bestuur of comité ook geregeld met haar verwezen, ook door standaardtaalsprekers. Toch is er een vrij grote groep taalgebruikers die dat gebruik afkeurt.
Hij is in het Nederlands het persoonlijk voornaamwoord voor de mannelijke vorm van de derde persoon enkelvoud in de onderwerpsvorm. De tegenhanger in de voorwerpsvorm is hem.
uitstekend stuk land, zoals bij een sterke bocht aan de rivier. Ook bekend als ham.
In het Standaardnederlands is alleen hij wil juist. Hij wilt geldt echt als een fout, ook al komt het vaak voor. Het is bijvoorbeeld ook zij wil, men wil, Eva wil, iedereen wil en de klant wil. De derde persoon enkelvoud is bij willen dus anders dan bij bijna alle andere werkwoorden, bijvoorbeeld wensen en hopen.
Persoonlijke voornaamwoorden verwijzen naar levende wezens of zaken, zonder die verder bij de naam te noemen: ik, jou, zij, hen, hem, etc. De vorm hangt af van: de 'persoon': Als we over onszelf praten, gebruiken we de eerste persoon.
Mannelijke en vrouwelijke woorden hebben allebei het lidwoord de. Helaas kun je vaak niet 'weten' of een de-woord mannelijk of vrouwelijk is. Je moet het opzoeken, bijvoorbeeld op Woordenlijst.org of op deze website. Als een woord het lidwoord het krijgt, is het onzijdig en dus niet vrouwelijk of mannelijk.
Ook als een bedrijfsnaam wordt gevolgd door de afkorting nv ('naamloze vennootschap'), bv ('besloten vennootschap') of bvba ('besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid'), beschouwen we het geheel als onzijdig. De naam van het bedrijf is het kernwoord.
Verwijswoorden zijn woorden als: hem, haar, die, dit, deze, waar, daar, ervan, erop, daarin, zo'n. Je gebruikt ze om te verwijzen naar een persoon, zaak of gebeurtenis die je eerder hebt beschreven.
We gebruiken het bezittelijk voornaamwoord haar om naar vrouwelijke woorden te verwijzen (de regering en haar standpunt) en het bezittelijk voornaamwoord zijn om naar mannelijke en onzijdige woorden te verwijzen (de koning en zijn besluit, het comité en zijn rapport).
Het-woorden zoals het huis, het licht en het kantoor zijn allemaal onzijdig. De-woorden zijn verdeeld in mannelijke en vrouwelijke woorden. Zo is het woord regering bijvoorbeeld vrouwelijk en het woord kano mannelijk.
Is het 'de politie' of 'het politie'?
Het is 'de politie', want politie is vrouwelijk.
Fouten met verwijswoorden herkennen
De houten vloer is beschadigd door de lekkage. Ze moet vervangen worden. De houten vloer is beschadigd door de lekkage. Hij moet vervangen worden.
Je gebruikt 'zich' als het terugslaat op het onderwerp (dus de hp smijt de deur achter zichzelf dicht) en 'haar' als het over een ander vrouwelijk personage gaat (de hp smijt de deur dicht achter de vrouw die net de kamer uitgelopen is). Zo heb ik het geleerd bij Nederlands.
Oorspronkelijk was dit woord mannelijk bij de betekenis van been. De overgang naar onzijdig is een recentelijke ontwikkeling en veel ouderen spreken dus nog van de bein in plaats van 't bein.
in de meeste gevallen wanneer het woord eindigt op: -heid, -nis, -ing, -schap, -de, -te, -ij, -st. De onderneming en haar personeel. Een paar uitzonderingen zijn: het schilderij, het waterschap, het gezelschap, het burgerschap.
In je e-mailhandtekening, op je sociale media-profiel en tijdens je online vergadering kun je bijvoorbeeld kiezen uit zij/haar, hij/hem, hen/hun en die/diens. Op deze manier stellen we samen een positieve norm en creëren we ruimte om respectvol om te gaan met ieders identiteit.
Toelichting. Er is geen regel die bepaalt in welke volgorde de personen in een nevenschikking genoemd worden. Wel geldt het als een teken van beleefdheid dat men zichzelf niet als eerste noemt. De persoonlijke voornaamwoorden ik, mij, wij en ons komen daarom bij voorkeur aan het einde van de nevenschikking.
Het persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een persoon of een groep personen, zonder ze bij naam te noemen. Ik ga vrijdag naar de speeltuin. Reis jij graag met de trein? Hij is aan de beurt.
De vorm hij wilt* (of wilt hij*) is niet correct. Bij de meeste werkwoorden bestaat de derde persoon enkelvoud van de tegenwoordige tijd uit de stam + de uitgang -t: hij vindt, hij racet, ze bevestigt, ze deletet, het hagelt, het sneeuwt.
Ik rij en ik rijd zijn allebei correct. Zowel in gesproken als in geschreven taal is ik rij de gewone vorm. De vorm met -d komt vooral voor in formelere geschreven taal. Ik rij / ik rijd nooit onder invloed.
Zij wil, zonder t, is de enige correcte variant. Op dit moment wordt “zij wilt” nog niet geaccepteerd als Standaardnederlands. Zij wil met haar vriendin op vakantie.
Werkwoorden als zich vergissen en zich wassen zijn wederkerend: ze worden gecombineerd met zich of met een ander wederkerend voornaamwoord, zoals me, je of ons.